H1.1 Spelling, leestekens

Je leert deze week....
Hoe je punten, komma's en een dubbele punt correct moet gebruiken.



1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Je leert deze week....
Hoe je punten, komma's en een dubbele punt correct moet gebruiken.



Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • 15 minuten lezen
  • Uitleg
  • Doen: samen oefenen
  • Aan de slag: huiswerk (boekopdracht/nakijken)

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Lezen is denken met andermans hoofd.
Filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860)
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Leesbaar?
de mol en de egel zaten naast elkaar tussen het kreupelhout aan de rand van het bos het was een kille dag en ze spraken over wat zij graag eens een keer in hun leven zouden willen doen al was het maar een keer ik zou zei de mol en dat meen ik ik zou heel graag eens een keer al hollend mijn jas aandoen

Slide 4 - Tekstslide

Leestekens
  • punt (puntkomma)
  • komma
  • dubbele punt

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens maken een tekst leesbaar.
  • Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt.
  • Gebruik een komma als je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe zin.
  • Als twee zelfstandige zinnen samenhangen, vormt de tweede zin soms een toelichting bij de eerste zin. In dat geval verbind je de zinnen met een dubbelepunt.

Slide 6 - Tekstslide

Komma
Een komma gebruik je....
  1. Tussen twee persoonsvormen.
  2. Voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra.
  3. Als je delen van een zin niet los kunt uitspreken (er niet twee losse delen/zinnen van kunt maken).

Let op: meestal komt er geen komma voor en en of.

Slide 7 - Tekstslide

Dubbele punt
Een dubbele punt gebruik je...

  1. Als twee zelfstandige zinnen samenhangen en de tweede zin een toelichting is bij de eerste zin.
  2. Je kunt de dubbele punt vervangen door een komma + want.

Slide 8 - Tekstslide

Leg eens uit...
1. Panda's zien eruit als beren(,) maar hun gedrag lijkt op dat van katachtigen.
2. De politie luistert veel criminelen af(.) Rechters zijn niet blij met die praktijk.
3. Bij de reorganisatie vallen zeker ontslagen (;) daarbij wordt niemand ontzien.
4. Er zijn problemen met het spoor (.) Veel treinen hebben dan ook vertraging.
5. Ik plaats zonnepanelen op het dak(:) ik wil besparen op mijn energierekening.
6. Wie op de maan struikelt (,) valt niet hard(,) omdat de zwaartekracht gering is.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht 2, 3, 4 van hoofdstuk 1 Spelling leestekens. Maken in je schrift!
  (Spelling leestekens blz 34/35 in je boek) 
of
Boekopdracht/lezen/nakijken huiswerk van vorige week/leren woordenlijst H1


Slide 10 - Tekstslide

Tot morgen!
  • Zijn er nog vragen? 

Slide 11 - Tekstslide