4.1 indeling van de natuur

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Wat was het leukste wat je hebt meegemaakt in je vakantie?

start H4 - evolutie

TO DO - komende lessen

di            * tijdlijn van het leven 

wo           * werken aan opdrachten/begrippenlijst 4.1 ! 

               

vr           * bespreken 4.2  

               * werken aan opdrachten/begrippenlijst 4.2

lesdoelen 4.1 

Je weet uit welke periode de eerste levende organismen op aarde stammen.

Je kunt het ontstaan van prokaryoten en eukaryoten beschrijven.

Je kunt het ordeningssysteem van organismen beschrijven en toepassen. 

aantekening bij film

Wat was het eerste waar je aan dacht vanochtend?

Twee organismen hebben de volgende namen.
Panthera tigris Panthera leo

Behoren deze dieren tot hetzelfde geslacht, dezelfde soort of beide?

1. tot hetzelfde geslacht
2. tot dezelfde soort
3. NIET tot hetzelfde geslacht en ook NIET dezelfde soort
4. tot hetzelfde geslacht én dezelfde soort

Waaraan kan je cellen van een bacterie herkennen?

1. Die hebben geen celwand.
2. Die hebben geen celkern.
3. Die hebben geen celmembraan.
4. Die hebben geen cytoplasma.

Wat is EVOLUTIE?

Waar staat 'fitness' voor bij evolutie?

1. hoe goed je kan overleven
2. hoe fit je bent
3. hoeveel nakomelingen je maakt
4. hoe sterk je bent

Hoe heet het principe dat volgens Darwin de drijvende kracht achter de evolutie is?

1. Natuurlijke extinctie
2. Natuurlijke selectie
3. Natuurlijke sequentie
4. Natuurlijke reproductie

Welke van de volgende
cladogrammen (stambomen) geeft weer dat de chimpansee meer verwant is met de mens
dan met de gorilla?

1. stamboom 1
2. stamboom 2
3. stamboom 3
4. geen van deze stambomen

Wat heeft dit filmpje met het ontstaan van levende cellen te maken?

organisch en anorganisch

organisch en anorganisch

anorganische stoffen 

• klein en eenvoudig gebouwd
• bestaan maar uit een paar atoomsoorten
• belangrijkste voorbeelden: O2, CO2, H2O, NO3-, N2 etc

organische stoffen 

• ingewikkelder van bouw
• bestaan ten miste uit C, H en O atomen (vaak N en/of P en soms S en andere soorten)
• zijn door organismen geproduceerd 
• belangrijkse voorbeelden: glucose, zetmeel, aminozuren, eiwitten, DNA/RNA, chlorofyl

1953 Miller-Urey

Uit het Miller-Urey experiment bleek dat organische moleculen konden ontstaan uit anorganische onder toevoeging van:

1. zuurstof
2. vuur
3. bliksem
4. water

Resultaten

Aminozuren na 'bliksem'

chemische evolutie mogelijk!

vervolg-hypothese

door chemische reacties ontstond een oersoep waaruit leven ontstond.

t

Vind de autotrofe organismen in bovenstaand voedselweb

 prokaryoot en eukaryoot

prokaryoot

• Organismen zonder een echte celkern in de cellen
• Altijd eencellig
• Domeinen: bacteriën en archaea

eurkaryoot

• Organismen met echte celkernen in de cellen
• Vaak meercellig maar kunnen ook eencellig zijn
• Domein: eukyaroten (rijken: schimmels, planten en dieren)

Maak opdracht 6, 8, 9 op blz 14

Leg in je eigen woorden uit hoe het kan dat bacteriën resistent kunnen worden tegen antibiotica.

TO DO

* teams vormen van 3 of 4 - GA SNEL IN DE GROEPEN ZITTEN!

* boekje doorkijken

- Stel je vragen!

* uitlegfilm kijken

- Maak aantekeningen tijdens de film. 

* planning van de week maken

- Wie doet wat? Schrijf het bij 'taakverdeling' in je werkboekje.

praktisch 

werkwijze  - als groep van 3/4 werk je de opdrachten uit

                       - als het af is, bespreek je ze, zodat iedereen de leerdoelen haalt

                       - opdrachten af en leerdoelen behaald? aftekenen!

teamvorming   - nakijken

                                - links naar filmpjes

  

cijfers - dossier: aftekenlijst, tekeningen & uitwerkingen → rubric volgt

              - toets in toetsweek H3 en H4

aantekening bij film

PRO TIPS       * Schrijf kernwoorden op: werk later uit.

                          * Verdeel de minuten met je teamgenoten. 

De beste aantekening is een tijdlijn met alle gebeurtenissen daarin verwerkt. Ook belangrijke woorden zijn duidelijk zichtbaar.

Geef deze les beoordeling.

1. Onvoldoende!
2. Voldoende.
3. Goed.
4. Zeer goed!

Leg je beoordeling uit:
Wat vond je goed? Wat kan er beter?