H4-TH4-BS6-SHB

Thema 4
BS6 
Evolutie in
populaties.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 4
BS6 
Evolutie in
populaties.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen BS 6
  1. Je kunt beschrijven hoe de genetische eigenschappen van een populatie kunnen veranderen
  2. Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met de begrippen: soort, populatie, genenpool, allelfrequentie, genotypefrequentie, seksuele selectie, genetic drift

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen BS6
populatie
soort
genenpool
seksuele selectie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een 'Darwinvraag' beantwoorden
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1
Benoem het uitgangspunt dat er in de muizenpopulatie sprake is van genetische variatie

Door mutaties is er variatie ontstaan in de vachtkleur van de muizen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2
Benoem: WIE hebben er WELK selectievoordeel? Dit haal je altijd uit de context van de vraag:

De muizen met een donkere vacht hebben een selectievoordeel omdat zij hierdoor minder gezien worden door hun predator.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3
Benoem dat individuen met selectievoordeel vaker ONDERLING voortplanten (hogere fitness)

De muizen met de donkere vacht zullen dus vaker overleven en als gevolg daarvan vaker onderling voortplanten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 4
Benoem de genfrequentieverschuiving die dit tot gevolg heeft

Het allel voor donkere vachtkleur zal vaker worden doorgegeven en daardoor zal het aantal donkere muizen in de volgende generaties toenemen. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van het begrip 'soort'?

Slide 9 - Woordweb

soort = organisme die zich onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen hebben
Wat is de definitie van het begrip 'populatie'?

Slide 10 - Woordweb

populatie = een groep van individuen van dezelfde soort
Populatie vs. soort
populatie   = een groep van individuen van dezelfde soort

soort            = organisme die zich onderling kunnen voortplanten en  vruchtbare nakomelingen
                           hebben
maar let:
  • binnen een soort kan je verschillende rassen hebben  (sint-bernards hond en dwergpoedel)
  • na aanpassingen kan de populatie veranderen in meerderen soorten (Indische en Afrikaanse olifant

soort          = grootste verzameling populaties waartussen uitwisseling van genen kan     
                         plaatsvinden

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Populatie vs. soort

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genenpool
Verzameling van alle genen in een populatie.

Allelfreqentie -> hoe vaak een allel in de populatie voorkomt.

Afhankelijk hiervan is de genetische variatie : 
  •  1 allel  = geen natuurlijke selectie hierop 
  •  geen selectie druk -> willekeurige overerving (allelfrequenties constant)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van evolutie
  1. (natuurlijke) selectie
  2. gene flow
  3. seksuele selectie (non-random mating)
  4. kunstmatige selectie
  5. founder effect
  6. bottleneck effect
  7. genetic drift

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(Natuurlijke) selectie 
Organismen die binnen een populatie het best zijn aangepast aan de leefomgeving en hun genen doorgeven aan de volgende generaties. 
 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gene flow


Seksuele selectie
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van migratie tussen verschillende populaties van een soort.
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van specifieke partnerkeuze.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Founder effect


Bottleneck effect
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg stichten nieuwe populatie uit toevallige, niet gelijke allelfrequentie bij stichters.
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg achterblijvers na gebeurtenis met toevallige, niet gelijke allelfrequentie.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunstmatige selectie


Genetic drift
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van selectie op (door de mens) gewenste eigenschappen.
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van willekeurige verschuivingen gebaseerd op toeval (hoofdzakelijk bij kleine populaties)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk:
maak de opdrachten uit BVJ:
  • 58-69
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog even wat herhalen... 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gescheiden creatiemodel
polyfyliemodel
evolutiemodel

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stoffen zijn organisch en welke zijn anorganisch?
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
bladgroen

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk celtype hoort bij welk domein/rijk?
prokaryota
funghi 
(schimmels)
animalia
(dieren)
plantae
(planten)

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Latijnse naamgeving voor het vogelbekdier?
A
Pandion Haliaetus
B
phascolarctos Cinereus
C
equus quagga
D
Ornithorhynchus anatinus

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

in afwezigheid van zuurstof
maakt organische stof uit anorganische stof
cellen van dit organisme hebben (echte) celkernen
cellen van dit organisme hebben geen celkernen
in aanwezigheid van zuurstof
organismen die organische stof maken uit andere organische stof
autotroof
prokaryoot
anaeroob
eukaryoot
aeroob
heterotroof

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen misconcept over de evolutie?
A
je kan zelf evolueren
B
dieren met dezelfde uiterlijke kenmerken zijn altijd verwant
C
de sterkte wint altijd in de evolutie
D
evolutionaire veranderingen nemen generaties in beslag

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vleugels van de pinguïn (zoogdier) is een voordeel van een ... vergeleken met de vleugels van een vogel.
A
homologe organen
B
analoge organen
C
rudimentaire organen

Slide 28 - Quizvraag

Door aanpassing aan het milieu kunnen organen tijdens de evolutie hun functie verliezen en dan niet meer uitgroeien tot volledig orgaan. Deze organen kunnen dan zelfs in de loop van de evolutie verdwijnen. Soms zijn nog resten van deze organen bij een organisme terug te vinden als rudimenten. Rudimentaire organen hebben geen enkele functie meer voor het organisme. Bekende voorbeelden van rudimentaire organen zijn het bekken bij een walvis, pootresten bij een python en de blinde darm bij de mens. De vleugels van een pinguïn zijn niet rudimentair. Een rudimentair orgaan heeft geen duidelijke functie meer. Vleugels van een pinguïn worden weliswaar niet meer gebruikt als vleugels, maar kregen een nieuwe functie bij het zwemmen. De vleugels van een pinguïn en de vleugels van andere vogels zijn voorbeelden van homologe organen. Homologe organen vertonen overeenkomst in bouw en hebben een gelijke embryonale ontstaanswijze maar kregen door aanpassing aan verschillende milieus een andere functie.

Bruine muizen overleven beter en planten vaker voor in een woestijnomgeving omdat lichtere muizen vaker door uilen worden gezien en gegeten.
Wie of wat zorgt hier voor selectiedruk?
A
predator
B
bodemsamenstelling
C
vachtkleur
D
seksuele voorkeuren

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een fenotype dat de overlevingskans van een organisme verbetert in een bepaalde omgeving noemen we een ...
A
selectie
B
adaptatie
C
soortvorming
D
uitsterving

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke selectie wordt het beste omschreven als:
A
een verandering in een organisme als gevolg van een bepaalde noodzaak
B
een proces van een nagenoeg continue verbetering, leidend tot een perfect organisme
C
verschillen in overlevingskansen als gevolg van een verschil in genetische eigenschappen.
D
overerving van eigenschappen die gedurende het leven zijn verkregen.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een klein aantal herten verlaten hun eigen habitat
en komen in een nieuw perceel terecht waar nog geen herten hebben geleefd. Hun genenpool blijkt anders dan de oorspronkelijke populatie vanwege ...
A
Founder effect
B
Seksuele selectie
C
Natuurlijke selectie
D
Bottleneck effect

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

500 jaar nadat deze herten een goed gedijende populatie hebben gevormd, migreren er een aantal terug naar hun oorspronkelijke habitat. In deze populatie verschuift de allelelfrequentie vanwege ...
A
Genetic drift
B
Founder effect
C
Bottleneck effect
D
Gene flow

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gele toekan vrouwtjes hebben een voorkeur voor mannetjes die dezelfde kleur hebben als zijzelf. De genenpool zal veranderen vanwege ...
A
Genetic drift
B
Seksuele selectie
C
Kunstmatige selectie
D
Gene flow

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen + begrippen BS 6
  1. Je kunt beschrijven hoe de genetische eigenschappen van een populatie kunnen veranderen
  2. Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met de begrippen: soort, populatie, genenpool, allelfrequentie, genotypefrequentie, seksuele selectie, genetic drift

populatie / soort / genenpool / seksuele selectie

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
  • Voor de volgende les heb je de volgende opgaven gemaakt van BS6 op BVJ online: 58 t/m 69
  • Kijk alvast naar BS7

Tot donderdag!! 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies