H4 - TH4 evolutie - BS6

Thema 4
BS6 
Evolutie in
populaties
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Thema 4
BS6 
Evolutie in
populaties

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen BS 6
Na deze les kun je:
  • beschrijven hoe de genetische eigenschappen van een populatie kunnen veranderen
  • uitleggen wat er wordt bedoeld met de begrippen: soort, populatie, genenpool, allelfrequentie, genotypefrequentie, seksuele selectie, genetic drift

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen BS6
populatie
rassen
soort
gene flow
genenpool
allelfrequentie
regel van Hardy-Weinberg
seksuele selectie
macro-evolutie
micro-evolutie 
co-evolutie
genetic drift
flessenhalseffect
foundereffect

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een 'Darwinvraag' beantwoorden
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1
Benoem het uitgangspunt dat er in de muizenpopulatie sprake is van genetische variatie

Door mutaties is er variatie ontstaan in de vachtkleur van de muizen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2
Benoem: WIE hebben er WELK selectievoordeel? Dit haal je altijd uit de context van de vraag:

De muizen met een donkere vacht hebben een selectievoordeel omdat zij hierdoor minder gezien worden door hun predator.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3
Benoem dat individuen met selectievoordeel vaker ONDERLING voortplanten (hogere fitness)

De muizen met de donkere vacht zullen dus vaker overleven en als gevolg daarvan vaker onderling voortplanten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 4
Benoem de genfrequentieverschuiving die dit tot gevolg heeft

Het allel voor donkere vachtkleur zal vaker worden doorgegeven en daardoor zal het aantal donkere muizen in de volgende generaties toenemen. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van het begrip 'soort'?

Slide 9 - Woordweb

soort = organisme die zich onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen hebben
soort
 organismen die zich onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen hebben

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van het begrip 'populatie'?

Slide 11 - Woordweb

populatie = een groep van individuen van dezelfde soort
populatie
een groep van individuen van dezelfde soort

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Populatie vs. soort
maar let:
  • binnen een soort kan je verschillende rassen hebben  (sint-bernards hond en dwergpoedel)
  • na aanpassingen kan de populatie veranderen in meerderen soorten (Indische en Afrikaanse olifan

soort          = grootste verzameling populaties waartussen uitwisseling van genen kan plaatsvinden

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Populatie vs. soort

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genenpool
Verzameling van alle genen 
in een populatie.


Allelfreqentie -> hoe vaak een allel in de populatie voorkomt.
Afhankelijk hiervan is de genetische variatie
  •  1 allel  = geen natuurlijke selectie hierop 
  •  geen selectie druk -> willekeurige overerving (allelfrequenties constant)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hardy-Weinberg regel
als er geen selectiedruk is blijft de allelfrequentie binnen een pool constant

met andere woorden:
de kans dat een gen wordt doorgegeven is niet afhankelijk van het gen en is voor elk gen hetzelfde

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hardy-Weinberg
voorwaarden: 
geen mutatie,  geen migratie, alle paringen zijn op toeval berust en geen natuurlijke selectie

als deze de berekende getallen en frequenties niet overeenkomen met de werkelijkheid is er dus wel sprake van veranderingen en selectie

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hardy-Weinberg formule
p+q = 1
p² + 2pq + q² = 1

p = allelfrequentie dominante allel
q = allelfrequentie recessieve allel
p² = genotypefrequentie dominante allel
q² = genotypefrequentie recessieve allel
2pq = genotypefrequentie heterozygote 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hardy-Weinberg formule
p+q = 1 en  p² + 2pq + q² = 1
stap 1: -> bepaal genotypefrequentie van het  recessieve allel
stap 2: neem hier de wortel van  (q =       q² )
stap 3: bereken p (1 - q = p)
stap 4: nu kan je p²  en 2pq berekenen




p = allelfrequentie dominante allel
q = allelfrequentie recessieve allel
p² = genotypefrequentie dominante allel
q² = genotypefrequentie recessieve allel
2pq = genotypefrequentie heterozygote 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hardy-Weinberg
wat hebben we aan deze regel? 

als deze de berekende getallen en frequenties niet overeenkomen met de werkelijkheid is er dus wel sprake van:
  • wel een mutatie,  migratie, niet op toeval beruste paringen of niet natuurlijke selectie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van evolutie
  1. (natuurlijke) selectie
  2. gene flow
  3. seksuele selectie (non-random mating)
  4. kunstmatige selectie
  5. founder effect
  6. bottleneck effect
  7. genetic drift

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(Natuurlijke) selectie 
Organismen die binnen een populatie het best zijn aangepast aan de leefomgeving en hun genen doorgeven aan de volgende generaties. 
 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gene flow


Seksuele selectie
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van migratie tussen verschillende populaties van een soort.
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van specifieke partnerkeuze.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Founder effect


Bottleneck effect
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg stichten nieuwe populatie uit toevallige, niet gelijke allelfrequentie bij stichters.
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg achterblijvers na gebeurtenis met toevallige, niet gelijke allelfrequentie.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunstmatige selectie


Genetic drift
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van selectie op (door de mens) gewenste eigenschappen.
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van willekeurige verschuivingen gebaseerd op toeval (hoofdzakelijk bij kleine populaties)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

macro-, micro- en co-evolutie 
macro-evolutie 
= soorten vorming 
micro-evolutie 
= rassen vorming 
co-evolutie 
= aanpassing van ene soort op verandering van een ander soort 
bloemen en bijen hebben elkaar nodig voor nectar en bestuiving
plant ontwikkeld gif tegen vraat, rups ontwikkeld resistentie 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

02:55
DNA is
A
uniek voor elk individu
B
hetzelfde voor alle wezens
C
verschilt alleen tussen soorten
D
kan jezelf aanpassen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

04:44
Op welke 2 momenten vindt er recombinatie plaats?
A
bij de mitose en bevruchting
B
bij de meiose en bevruchting
C
bij de mitose en meiose
D
nooit

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

07:16
Elke wezen wordt onderworpen aan selectie.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

08:44
Waarom is het een evolutionair doel om zoveel mogelijk nageslacht te produceren?
A
de wereld kan nog wel wat voller
B
het is juist beter niet zoveel nakomelingen te produceren, want dan kan je er beter op letten
C
dit is gewoon gezellig
D
zo doorstaat er vast wel eentje uit het nageslacht de selectie

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

11:24
Waarom is iedereen speciaal?
A
omdat iedereen uniek is
B
omdat we allemaal hetzelfde zijn
C
omdat we goed voor de wereld zorgen
D
omdat er op een andere planeet een kopie van je leeft

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:23
wat is een soort?
A
een populatie van dieren met hetzelfde uiterlijk
B
een populatie die vruchtbare nakomelingen kan produceren
C
een populatie van dieren die onvruchtbare nakomelingen produceert
D
kenmerkt zich door een andere vachtkleur

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de tekst aan.
geloven dat de
afstammen van andere
Zo'n langzame
noemen we 
................................
..........................
....................
..................
................
ontwikkeling
diersoorten
evolutie
biologen
mensen

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
4
5
6
7
In welke volgorde verliep de evolutie van het leven?
bacteriën
weekdieren
schelpdieren
vissen
landplanten
reptielen
zoogdieren

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende factoren van de evolutie in de juiste volgorde
goede adaptatie
survival of the fittest
fitness
genetische variatie

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

natuurlijke selectie 
de aarde bevat miljoenen soorten 
Radioactiviteit
scheiding tussen organismen van een soort 
Mutageen
Aanpassing
Ras
Evolutie

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
opdrachten bij BS 6 
57 t/m 64

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies