1.7 A Grammatica herhalen klas 2 en wwgez met wkww

Welkom!
Pak je boek, pen en zet je tas op de grond.
  

Zit klaar zodat we direct met de les kunnen beginnen.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je boek, pen en zet je tas op de grond.
  

Zit klaar zodat we direct met de les kunnen beginnen.

Slide 1 - Tekstslide

Ontleed deze zin:
Ik heb haar een cadeautje gegeven
1= persoonsvorm / 2= werkwoordelijk gezegde / 3=onderwerp/ 4= lijdend voorwerp

Slide 2 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Mijn moeder heeft een nieuwe broek gekocht.

Slide 3 - Woordweb

Wat doen we deze les?
  • Doel
  • Zin ontleden
  • Persoonsvorm/onderwerp/wwgezegde/lijdend voorwerp
  • Snap je het?
  • Zelfstandig werken

Slide 4 - Tekstslide

Doel
Aan het einde van de les(sen) kan ik:
-Een zin in zinsdelen verdelen. 
-De persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde met wederkerend werkwoord en lijdend voorwerp benoemen in een zin. 
Dit is vorig jaar allemaal al behandeld behalve het wederkerend werkwoord is nieuw. 

Slide 5 - Tekstslide

Vaste volgorde bij het ontleden
1. Onderstreep de persoonsvorm
2. Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen
3. Benoem het werkwoordelijk gezegde
4. Benoem het onderwerp
5. Benoem het lijdend voorwerp.



Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind jij de persoonsvorm?

Slide 7 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde
Dat zijn dus alle werkwoorden in de zin

1. Splitsbaar werkwoord=opeten
Jan eet zijn ijsje op. 
wg= eet op
2. Het woordje te hoort ook bij het gezegde: Sara zit in haar stoel te eten
wg= zit te eten
3. De woorden aan het kunnen bij het wg horen: Fee is aan het koken.
wg= is aan het koken

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
Zou jij een broertje willen hebben?

Slide 9 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Boris droomt van vliegende beesten.
A
Boris
B
droomt
C
vliegende
D
beesten

Slide 10 - Quizvraag

Zet de zin in zinsdelen.
De zingende koeien eten een grote slagroomtaart.
A
De/zingende koeien/eten/een grote slagroomtaart
B
De zingende koeien/eten/een grote slagroomtaart
C
De zingende koeien eten/een grote slagroomtaart
D
De zingende koeien/eten/een grote/ slagroomtaart

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De kleine mus heeft een klein wormpje gevangen.
A
heeft
B
gevangen
C
heeft gevangen
D
heeft een klein wormpje gevangen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De meisjes zijn aan het tiktokken.
A
De meisjes
B
zijn aan het
C
zijn aan het tiktokken
D
zijn tiktokken

Slide 13 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Hoofdstuk 1.7 Grammatica
opdracht: 1/3/4/5/6/7/8

Slide 14 - Tekstslide