les3

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

  • je gaat  6 minuten in sti
Deze les?
  • wat hebben we de vorige les geleerd?
  • we kijken de gemaakte opdrachten na
  • uitleg, je bent stil en doet goed mee
  • je gaat 7 minuten in stilte werken
  • daarna kun je zachtjes met elkaar overleggen
  • we gaan nakijken
  • we sluiten de les af
Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld worden

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen §2.2
  • Ik weet waarom het consumentenrecht er is
  • Ik weet wat een deugdelijk product is
  • Ik weet waar de Warenwet over gaat
  • Ik weet waar de Wet productaansprakelijkheid over gaat
  • Ik weet waar de Wet koop op afstand over gaat
  • Ik weet waar de Colportagewet over gaat
  • Ik weet waar de letters NVWA voor staan
  • Ik weet wat de NVWA doet
  • Ik weet waar de letters ACM voor staan
  • Ik weet wat de ACM doet
  • Ik weet wat de Geschillencommissie doet
LEER              EN

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen §2.1
  • Ik weet vier consumentenorganisaties
  • Ik weet waarom consumentenorganisaties er zijn
  • Ik weet waar een consument op let voordat die wat koopt
  • Ik weet wat de consumentenbond doet
  • Ik wat een vergelijkend warenonderzoek is
  • Ik kan de prijs per standaard hoeveelheid uitrekenen
  • Ik kan de uitslag van een vergelijkend warenonderzoek lezen
  • Ik weet wat consumer power is
  • Ik weet wat je hebt aan een keurmerk en weet er vier te noemen
  • Ik kan een prijsverschil in procenten uitrekenen
LEER              EN

Slide 4 - Tekstslide

1
Eigen antwoord: de prijs en/of het merk van de 
broek, of je hem veel gedragen hebt, waar je de 
broek hebt gekocht.

2
Ook als een product in de uitverkoop is, heb je recht op een deugdelijk product.

Slide 5 - Tekstslide

3
Bij alle drie de koelkasten is de garantie 2 jaar.
De duurste koelkast van LG heeft een gebruiksduur van 10 jaar, de Bosch een levensduur van 7 jaar en de goedkoopste van Proline een gebruiksduur van 5 jaar.

Slide 6 - Tekstslide

4a
Volgens de Warenwet mag dit product niet worden verkocht. Volgens de Wet productaansprakelijkheid moet een fabrikant de schade vergoeden die dit product veroorzaakt.
4b
Je haar, of hand wordt beschadigd door brand of oververhitting, er ontstaat een brandplek op 
het wastafelmeubel als de föhn er op ligt.

Slide 7 - Tekstslide

5  
De winkelier is alleen de verkoper van een product. Deze kan niet alle producten testen om te controleren of ze goed zijn. Een fabrikant kan dat wel.

6a
Zalando voldoet aan de Wet koop op afstand
6b
Zalando biedt zo extra service aan klanten, die daardoor eerder kopen en ook sneller bij Zalando

Slide 8 - Tekstslide

7a
Op straat kun je vaak niet rustig nadenken of je zo'n aankoop wel wil doen. Als je iets in een winkel gaat kopen, heb je daar wel over na kunnen denken.
7b
Dit is in de Colportagewet geregeld. 

Slide 9 - Tekstslide

8
De Colportagewet geldt bij aankopen boven de € 50,-
antwoord B is juist

9  
De Warenwet

Slide 10 - Tekstslide

10a
Overeenkomst: de ACM en Consumentenbond komen allebei op voor de belangen van consumenten.
Bij de ACM en Consumentenbond vind je allerlei informatie over je rechten.
Verschil: de ACM kan boetes uitdelen, de Consumentenbond niet. 
De ACM doet geen vergelijkend warenonderzoek, de Consumentenbond wel.
De ACM is een overheidsinstelling, de Consumentenbond niet. 
10b
Als bedrijven eerlijk met elkaar concurreren, krijg je als consument producten voor lage prijzen en/of van goede kwaliteit.

Slide 11 - Tekstslide

11
Mevrouw Adema heeft gelijk, want het appartement was niet rolstoelvriendelijk, terwijl dat wel op de site stond. Mevrouw Adema heeft recht op teruggave van € 250,-. Ze krijgt ook een deel van de reissom terug, omdat zij niet (meteen) konden genieten van hun vakantie.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

§2.3 Hoe wil je wonen?

                                   Huur



                Koop
huurtoeslag
Kosten koper: je moet extra betalen: overdrachtsbelasting en notariskosten  (kk zijn niet bij nieuwbouw)
via wooncorporatie (sociale huurwoningen)
of vrije sector
hypothecaire lening met onderpand
onroerendzaakbelasting

Slide 14 - Tekstslide

Maak in stilte
EN zelfstandig
de opdrachten 1 t/m 11 
van pagina 48 t/m 51

 Ben je klaar: 
neem alvast de theorie door van §2.4


timer
7:00

Slide 15 - Tekstslide

1
Eigen antwoord bijvoorbeeld:
in een huurhuis: kost minder aan onderhoud en je kunt snel verhuizen.
in een koophuis: verbouwen naar wens, kans op winst bij verkoop, is de hypotheek afbetaald is de woning echt van jou.

Slide 16 - Tekstslide

2

Woningmarkt
markt voor koopwoningen
markt voor
huurwoningen
sociale
huurwoningen
huurwoningen
in vrije sector

Slide 17 - Tekstslide

3
  • de markt voor appartementen
  • de markt voor woningen boven de € 1,-miljoen
  • de markt voor woningen in Enkhuizen
  • enzovoort. 

Slide 18 - Tekstslide

4a
Maximaal inkomen zal gelden bij een goedkopere huurwoning zodat deze beschikbaar blijven voor mensen met een lager inkomen
4b
Het inkomen is € 33.420,- (dit is het geheel)
De huur op jaarbasis is 12x615 = € 7.380,-
In procenten is dit 7380/33420 x100 = 22,1%

Slide 19 - Tekstslide

5a



5b
Als een huurder de huur opzegt, is er al gauw een nieuwe huurder gevonden. Maar een huurder moet ergens wonen. Als de verhuurder de huur opzegt, vindt de huurder niet makkelijk een andere huurwoning.
Als huurder wordt je beschermd!

Recht
Plicht
Huurder
om er te wonen
huur betalen

Slide 20 - Tekstslide

6a  
Huurtoeslag is een overdrachtsinkomen.
6b  
Aiden verdient per jaar 12x1170   = € 14.040,-
Samira verdient per jaar 13x1220 = € 15.860,-
Dit is totaal € 29.900,- (mag maximaal € 30.825,- zijn)
Hun spaargeld is € 52.500,- (mag maximaal € 60.720,- zijn)
De huur is € 690,- (mag maximaal € 720,42 zijn)

Alle 3 zitten onder het maximale bedrag. Ze komen in aanmerking voor de huurtoeslag.

Slide 21 - Tekstslide

6c  
Huurtoeslag is € 127,- (dit is het deel)
De huur was € 690,- (dit is het geheel)

In procenten is dit: 127/690 x 100 = 18,4%
Ze moeten dus nog zelf betalen 100-18,4 = 81,6%

Of nog zelf betalen: 690-127 = € 563,- (dit is het deel)
563/690 x100 = 81,6%


Slide 22 - Tekstslide

7
  Bestaande woning
  Nieuwbouw
Aankoopprijs
          x
          x
Overdrachtsbelasting
          x
Btw
          x
Notariskosten
          x
          x

Slide 23 - Tekstslide

8
Aankoopprijs = 365000-25000 = € 340.000
Overdrachtsbelasting 2% van 340000 = € 6.800,-
Notariskosten € 450,-

Totale aankoopkosten 340000+6800+450 = € 347.250,-

Slide 24 - Tekstslide

9a  
In 30 jaar betalen ze: 1120x12x30 = € 403.200,-
De hypotheek was € 295.000,-
In 30 jaar betalen ze dus € 108.200,- méér dan ze geleend hadden.
9b
Ze zijn toch minder kwijt omdat ze een deel terugkrijgen
 
via de                          .

Slide 25 - Tekstslide

10 Gemeentelijke belastingen Zierikzee






11
De gemeente kan de ozb gebruiken voor de aanleg van fietspad, een nieuwe speeltuin of aan schoolgebouwen.
Ozb
0,1382%x275000
€ 380,05
Afvalheffing
223,30+97,20
€ 320,50
Rioolheffing
€ 173,96
Hondenbelasting
€   29,43
Totaal
€ 903,94
18x5.40

Slide 26 - Tekstslide

LEER              EN

                     §2.3

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen §2.3
  • Ik weet waar de woningmarkt uit bestaat
  • Ik weet wat een woningcorporatie is
  • Ik weet waarom er woningcorporaties zijn
  • Ik weet wat een sociale huurwoning is
  • Ik weet wat huurtoeslag is
  • Ik weet welke kosten er zijn als je een huis wilt kopen
  • Ik weet waaruit de k.k. bestaan
  • Ik weet wat overdrachtsbelasting is
  • Ik weet wat een transportakte is
  • Ik weet wat het Kadaster is
LEER              EN

Slide 28 - Tekstslide

vervolg leerdoelen §2.3
  • Ik weet wat onroerende zaken zijn
  • Ik weet welke kosten je bij een nieuwbouwhuis moet betalen
  • Ik kan deze kosten berekenen
  • Ik weet wat een hypothecaire lening is
  • Ik weet wat een onderpand is
  • Ik weet welke gemeentelijke belastingen er zijn
  • Ik kan deze kosten berekenen
  • Ik weet wat de WOZ-waarde is
  • Ik weet wat de ozb is
  • Ik kan deze kosten berekenen
LEER              EN

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide