les4

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
Kauwgom prullenbak, telefoon in telefoontas
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
Kauwgom prullenbak, telefoon in telefoontas

Slide 1 - Tekstslide

  • je gaat  6 minuten in sti
Deze les?
  • wat hebben we de vorige les geleerd?
  • we kijken de gemaakte opdrachten na
  • uitleg, je bent stil en doet goed mee
  • je gaat 7 minuten in stilte werken
  • daarna kun je zachtjes met elkaar overleggen
  • je kunt alvast oefenen voor de SO (+ tentamen)
  • we sluiten de les af
Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld wordene

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen §2.3
  • Ik weet waar de woningmarkt uit bestaat
  • Ik weet wat een woningcorporatie is
  • Ik weet waarom er woningcorporaties zijn
  • Ik weet wat een sociale huurwoning is
  • Ik weet wat huurtoeslag is
  • Ik weet welke kosten er zijn als je een huis wilt kopen
  • Ik weet waaruit de k.k. bestaan
  • Ik weet wat overdrachtsbelasting is
  • Ik weet wat een transportakte is
  • Ik weet wat het Kadaster is
LEER              EN

Slide 3 - Tekstslide

vervolg leerdoelen §2.3
  • Ik weet wat onroerende zaken zijn
  • Ik weet welke kosten je bij een nieuwbouwhuis moet betalen
  • Ik kan deze kosten berekenen
  • Ik weet wat een hypothecaire lening is
  • Ik weet wat een onderpand is
  • Ik weet welke gemeentelijke belastingen er zijn
  • Ik kan deze kosten berekenen
  • Ik weet wat de WOZ-waarde is
  • Ik weet wat de ozb is
  • Ik kan deze kosten berekenen
LEER              EN

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen §2.2
  • Ik weet waarom het consumentenrecht er is
  • Ik weet wat een deugdelijk product is
  • Ik weet waar de Warenwet over gaat
  • Ik weet waar de Wet productaansprakelijkheid over gaat
  • Ik weet waar de Wet koop op afstand over gaat
  • Ik weet waar de Colportagewet over gaat
  • Ik weet waar de letters NVWA voor staan
  • Ik weet wat de NVWA doet
  • Ik weet waar de letters ACM voor staan
  • Ik weet wat de ACM doet
  • Ik weet wat de Geschillencommissie doet
LEER              EN

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen §2.1
  • Ik weet vier consumentenorganisaties
  • Ik weet waarom consumentenorganisaties er zijn
  • Ik weet waar een consument op let voordat die wat koopt
  • Ik weet wat de consumentenbond doet
  • Ik wat een vergelijkend warenonderzoek is
  • Ik kan de prijs per standaard hoeveelheid uitrekenen
  • Ik kan de uitslag van een vergelijkend warenonderzoek lezen
  • Ik weet wat consumer power is
  • Ik weet wat je hebt aan een keurmerk en weet er vier te noemen
  • Ik kan een prijsverschil in procenten uitrekenen
LEER              EN

Slide 6 - Tekstslide

1
Eigen antwoord bijvoorbeeld:
in een huurhuis: kost minder aan onderhoud en je kunt snel verhuizen.
in een koophuis: verbouwen naar wens, kans op winst bij verkoop, is de hypotheek afbetaald is de woning echt van jou.

Slide 7 - Tekstslide

2

Woningmarkt
markt voor koopwoningen
markt voor
huurwoningen
sociale
huurwoningen
huurwoningen
in vrije sector

Slide 8 - Tekstslide

3
  • de markt voor appartementen
  • de markt voor woningen boven de € 1,-miljoen
  • de markt voor woningen in Enkhuizen
  • enzovoort. 

Slide 9 - Tekstslide

4a
Maximaal inkomen zal gelden bij een goedkopere huurwoning zodat deze beschikbaar blijven voor mensen met een lager inkomen
4b
Het inkomen is € 33.420,- (dit is het geheel)
De huur op jaarbasis is 12x615 = € 7.380,-
In procenten is dit 7380/33420 x100 = 22,1%

Slide 10 - Tekstslide

5a



5b
Als een huurder de huur opzegt, is er al gauw een nieuwe huurder gevonden. Maar een huurder moet ergens wonen. Als de verhuurder de huur opzegt, vindt de huurder niet makkelijk een andere huurwoning.
Als huurder wordt je beschermd!

Recht
Plicht
Huurder
om er te wonen
huur betalen

Slide 11 - Tekstslide

6a  
Huurtoeslag is een overdrachtsinkomen.
6b  
Aiden verdient per jaar 12x1170   = € 14.040,-
Samira verdient per jaar 13x1220 = € 15.860,-
Dit is totaal € 29.900,- (mag maximaal € 30.825,- zijn)
Hun spaargeld is € 52.500,- (mag maximaal € 60.720,- zijn)
De huur is € 690,- (mag maximaal € 720,42 zijn)

Alle 3 zitten onder het maximale bedrag. Ze komen in aanmerking voor de huurtoeslag.

Slide 12 - Tekstslide

6c  
Huurtoeslag is € 127,- (dit is het deel)
De huur was € 690,- (dit is het geheel)

In procenten is dit: 127/690 x 100 = 18,4%
Ze moeten dus nog zelf betalen 100-18,4 = 81,6%

Of nog zelf betalen: 690-127 = € 563,- (dit is het deel)
563/690 x100 = 81,6%


Slide 13 - Tekstslide

7
  Bestaande woning
  Nieuwbouw
Aankoopprijs
          x
          x
Overdrachtsbelasting
          x
Btw
          x
Notariskosten
          x
          x

Slide 14 - Tekstslide

8
Aankoopprijs = 365000-25000 = € 340.000
Overdrachtsbelasting 2% van 340000 = € 6.800,-
Notariskosten € 450,-

Totale aankoopkosten 340000+6800+450 = € 347.250,-

Slide 15 - Tekstslide

9a  
In 30 jaar betalen ze: 1120x12x30 = € 403.200,-
De hypotheek was € 295.000,-
In 30 jaar betalen ze dus € 108.200,- méér dan ze geleend hadden.
9b
Ze zijn toch minder kwijt omdat ze een deel terugkrijgen
 
via de                          .

Slide 16 - Tekstslide

10 Gemeentelijke belastingen Zierikzee






11
De gemeente kan de ozb gebruiken voor de aanleg van fietspad, een nieuwe speeltuin of aan schoolgebouwen.
Ozb
0,1382%x275000
€ 380,05
Afvalheffing
223,30+97,20
€ 320,50
Rioolheffing
€ 173,96
Hondenbelasting
€   29,43
Totaal
€ 903,94
18x5.40

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

§2.4 Wat doe jij voor het milieu?

Consumeren = vervuilen
  • vervuiling van lucht, water en bodem
  • verbruiken van grondstoffen
  • verbruiken fossiele brandstoffen

Broeikaseffect: uitlaatgassen en uitstoot van fabrieken veroorzaken uitstoot van CO2 (opwarming)

Slide 19 - Tekstslide

Vaste kosten                      Variabele kosten
betaal je altijd of je               hangen af van het gebruik 
nu wel of geen energie          bijvoorbeeld per kilowattuur
gebruikt                               of per m3
bijvoorbeeld                         hoe meer je verbruikt
Leveringskosten                   hoe hoger de kosten
en netbeheerkosten

Daarbovenop komt de energiebelasting plus een opslag (heffing) om meer duurzame energie te kunnen produceren.
En de btw.

Slide 20 - Tekstslide

Subsidie: financiële bijdrage van de overheid om burgers en bedrijven te stimuleren om meer schone energie te gebruiken.
Energiebespaarlening: geld lenen bij de overheid zodat je geld hebt voor energiebesparende aanpassingen aan je woning.
Btw terug: btw terugkrijgen na aanschaf van bijvoorbeeld zonnepanelen.

Slide 21 - Tekstslide

Maatschappelijke kosten
Als de samenleving meebetaalt aan de kosten van milieuschade, noem je dat: maatschappelijke kosten.
Bijvoorbeeld door energiebelasting en afvalstoffenheffing te betalen. Maar denk ook aan schade door geluidsoverlast, schade aan de natuur en de gevolgen van uitlaatgassen voor de gezondheid.


Slide 22 - Tekstslide

Maak in stilte
EN zelfstandig
de opdrachten 1 t/m 10 
van pagina 52 t/m 55

 Ben je klaar: 
maak alvast de samenvatting en leer de begippenlijst


timer
7:00

Slide 23 - Tekstslide

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
Kauwgom prullenbak, telefoon in telefoontas

Slide 24 - Tekstslide

1
Wat doen jullie thuis om energie en het milieu te sparen: afval scheiden, energiezuinige lampen, isolatie, biologisch eten.
Wat jullie nog kunnen doen: zonnepanelen nemen, elektrisch rijden, kachel omlaag, minder lang douchen.

Slide 25 - Tekstslide

2

Voorbeeld
Soort milieuschade
John gaat dagelijks met de auto naar zijn werk.
vervuiling van lucht
verbruik van grondstoffen
verbruik fossiele brandstoffen
Batul koopt voor haar zoontje een houten treinstel
verbruik van grondstoffen
ontstaan van afval

Slide 26 - Tekstslide

3
Het totale energieverbruik is 5,4+3,3+2,4+1,2+0,6+4+5,6 = 22,5 ton
Het energieverbruik in huis is 4 ton

In procenten is dit 4/22,5 x100 = 17,8%

Slide 27 - Tekstslide

4


Vaste kosten
Variabele kosten
Leveringskosten
stroom- en gasverbruik
Netbeheerkosten
energiebelasting
opslag duurzame energie
btw

Slide 28 - Tekstslide

5  

Stroom
Jaarverbruik
Tarief
Totaal
Groene stroom
2.750 kWh
€ 0,06
€   165,-
Energiebelasting
2.750 kWh
€ 0,12
€   330,-
Opslag duurzame energie
2.750 kWh
€ 0,02
€     35,-
Levering en netbeheer
365 dagen
€ 0,80
€   292,-
Teruggave energiebelasting
- € 311,-
Totaal stroom
€   531,-
Gas
Gas
1.450 m3
€ 0,30
€   435,-
Energiebelasting
1.450 m3
€ 0,36
€   522,-
Opslag duurzame energie
1.450 m3
€ 0,06
€     87,-
Levering en netbeheer
365 dagen
€ 0,40
€   146,-
Totaal gas
€ 1.190,-
Totaal stroom en gas
€ 1.721,-

Slide 29 - Tekstslide

6  De overheid wil vooral het gasverbruik verminderen bij huishoudens. Dit zie je omdat de energiebelasting en de opslag duurzame energie bij gas hoger zijn dan bij elektriciteit.

7a  Duurzame energie: energie die wordt opgewekt uit bronnen die nooit opraken. zoals de wind en zon. Deze energie veroorzaakt geen luchtvervuiling en CO2-uitstoot. 
7b  De zonneboiler kost normaal 1075+1320 = € 2.395,-
De subsidie is € 1.075
In procenten is deze subsidie dus:
1075/2395 x 100 = 44,9%

Slide 30 - Tekstslide

8
De kortste terugverdientijd heeft het isoleren van de spouwmuur.
2100/550 = 3,8 jaar (ongeveer 3 jaar en 10 maanden)
Antwoord D is juist


Slide 31 - Tekstslide

9a  Zonnepanelen kosten 5082-882 = € 4.200,-
De elektriciteitskosten zijn 3100x0,22 = € 682,-
4200/682 = 6,2 
Dus na 7 jaar hebben ze de zonnepanelen terugverdiend.

9b Als ze geld lenen wordt de terugverdientijd langer, geld lenen kost geld (rente), de 
totale kosten voor de aanschaf 
worden hoger, dus de 
terugverdientijd langer.

Slide 32 - Tekstslide

10 

Wel in geld 
uit te drukken
Niet/moeilijk in geld 
uit te drukken
geluidschermen plaatsen
luchtvervuiling
geluidsoverlast
Maatschappelijke kosten aanleg nieuw stuk snelweg

Slide 33 - Tekstslide

LEER              EN

                     §2.4

Slide 34 - Tekstslide

Leerdoelen §2.4
  • Ik weet dat consumeren vervuilen is
  • Ik weet wat milieuschade is
  • Ik weet wat milieuschade veroorzaakt en wie dit doet
  • Ik weet wat het broeikaseffect is
  • Ik weet wat het broeikaseffect versterkt
  • Ik weet wat vaste lasten zijn en kan één voorbeeld geven
  • Ik weet wat variabele kosten zijn en kan twee voorbeelden geven
  • Ik weet wat energiebelasting is
  • Ik ken vier voorbeelden van duurzame energie
LEER              EN

Slide 35 - Tekstslide

vervolg leerdoelen §2.4
  • Ik weet wat subsidie is
  • Ik kan drie voorbeelden van subsidie geven
  • Ik weet wat maatschappelijke kosten zijn
  • Ik weet wie de maatschappelijke kosten moet betalen
LEER              EN

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide