Indefinido oefenopdrachten

1 / 17
volgende
Slide 1: Video
SpaansMiddelbare school

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

De pretérito indefinido
= de onvoltooide verleden tijd : ik at, jij ging 

  • De indefinido gebruik je bij een afgesloten handeling, gebeurtenis  op een bepaald moment / periode in het verleden.
  • ook bij opeenvolgende handelingen in het verleden gebruik je de indefinido.

Slide 2 - Tekstslide

Marcadores del indefinido = signaalwoorden van de indefinido

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vervoeg in de indefinido:
Yo (comprar)
A
compro
B
compré
C
compraste
D
compró

Slide 5 - Quizvraag

AYER
dit signaalwoord hoort bij:
A
presente perfecto
B
indefinido

Slide 6 - Quizvraag

esta mañana
dit signaalwoord hoort bij:
A
perfecto
B
indefinido

Slide 7 - Quizvraag

presente perfecto of indefinido
Mi profesora me ..................... (dar) una buena nota hoy.
A
he dado
B
di
C
ha dado
D
dio

Slide 8 - Quizvraag

La semana pasada, Lucía y Pedro ______ (comprar) un coche nuevo.

Slide 9 - Open vraag

Signaalwoorden 

hoy
esta tarde, noche, semana
este mes, año, siglo
siempre
nunca
todavía no
alguna vez
ya
una vez
Presente perfecto (zie ook Quizlet)
vandaag
deze middag, nacht, week
deze maand, jaar, eeuw
altijd
nooit
nog niet
ooit
al
een keer 

Slide 10 - Tekstslide

Indefinido (signaalwoorden)
- ayer, anteayer, anoche
- la semana pasada
- el año/mes/verano pasado
- el otro día, el lunes, el martes
- hace 1,2,3 día(s) /semana(s) / un año
- data: en 1946, el 14 de febrero
- en marzo... en navidades...
- aquel día, aquel invierno
- desde 1995 hasta 1998
- la última vez




Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 11 - Tekstslide

Signaalwoorden 
kies de juiste signaalwoorden van;
-Indefinido
-presente perfecto

Slide 12 - Tekstslide

...................dormí muy bien.
A
Anoche
B
Hoy
C
Esta mañana
D
Siempre

Slide 13 - Quizvraag

Mi abuelo nació en 1902, .............no existía el teléfono
A
nunca
B
en esa época
C
de joven
D
siempre

Slide 14 - Quizvraag

¿Cómo se dice en español:
eergisteren?

Slide 15 - Open vraag

Los tiempos verbales
  • presente: practicamos = wij oefenen
  • perfecto (haber + volt dw): hemos practicado = wij hebben geoefend
  • futuro (ir a + heel ww): vamos a practicar = wij gaan oefenen
  • gerundio (estar + gerundio-vorm): estamos practicando = wij zijn aan het oefenen
  • indefinido: pacticaron = zij oefende 

Slide 16 - Tekstslide

Elige perfecto o indefinido

1- Hoy no (visitar)………………………… a mi abuela.
2- La semana pasada (comer, yo)……………………. en la playa todos los días.
3- En el verano (ir, tu)…………………… a visitar el Guggenheim.
4- Anoche no (ir - vosotros) …………………….. al cine porque estabais enfermos.
5- Este año Miriam (enamorarse)………de su profesor.
8- Nunca (comer, ellos) ........................ calamares o pulpo.

Slide 17 - Tekstslide