Thema Regeling Kader

Plan van vandaag
De hele dag door gebeurt er van alles waarop we reageren. In de afbeelding zie je een jongeman op een fatbike die remt voor een rood verkeerslicht. Om het rode licht te zien, gebruikt hij zijn ogen en zijn zenuwstelsel. Om te remmen, gebruikt hij zijn zenuwstelsel en zijn spieren.
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Plan van vandaag
De hele dag door gebeurt er van alles waarop we reageren. In de afbeelding zie je een jongeman op een fatbike die remt voor een rood verkeerslicht. Om het rode licht te zien, gebruikt hij zijn ogen en zijn zenuwstelsel. Om te remmen, gebruikt hij zijn zenuwstelsel en zijn spieren.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Activering bs. 1 t/m 3
Wat weet jij over de hersenen?
Wat weet jij van het zenuwstelsel af?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
bs. 1 t/m 3
Je kunt de delen en de functies van het zenuwstelsel noemen.



Je kunt in een afbeelding van een zenuwcel de delen benoemen.
9.2.2 Je kunt drie typen zenuwcellen noemen met hun functies en kenmerken.
9.2.3 Je kunt omschrijven wat een zenuw is en je kunt drie typen zenuwen noemen met hun kenmerken.
9.3.1 Je kunt de delen van het ruggenmerg noemen met hun functies en kenmerken.
 






Slide 3 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Het zenuwstelsel
bestaat uit twee delen: 
  1. het centrale zenuwstelsel
  2. de zenuwen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwstelsel
hersenen:  Deel  dat door de schedel wordt beschermd.

ruggenmerg: geeft impulsen door van zenuwen uit de romp en de ledematen naar de hersenen, en omgekeerd; ligt goed beschermd in de wervelkolom.

zenuwen: Geleiden impulsen






Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prikkel en impuls 
Wat is het verschil tussen beide?
prikkel
Ontstaat door een verandering in je omgeving of in je lichaam.
impuls
Elektrisch signaal dat door zenuwen kan worden doorgegeven.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende prikkels
uitwendige prikkel: Prikkel uit de omgeving.
inwendige prikkel: Prikkel die in het lichaam zelf ontstaat.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedrag
Gedrag komt vaak tot stand door een combinatie van inwendige en uitwendige prikkels.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 Typen zenuwcellen
• gevoelszenuwcellen

• bewegingszenuwcellen

• schakelcellen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwen
Zenuwen: De uitlopers van zenuwcellen liggen in een bundel bij elkaar. 

Rondom een zenuw ligt een stevige laag bindweefsel. Dit bindweefsel beschermt de zenuw.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruggenmerg

Ruggenmerg: Verbindt veel zenuwen met de hersenen.

Wervelkanaal: Opening in de wervelkolom waarin het ruggenmerg ligt.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grijze stof en witte stof

grijze stof :
Hierin liggen de cellichamen van schakelcellen en bewegingszenuwcellen.
witte stof: 
Hierin liggen veel uitlopers.
zenuwknoop:
Verdikkingen met de cellichamen van de gevoelszenuwcellen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

BS1 opgaven:
1, 2, 4, 8 t/m 10
BS2 opgaven:
1, 2, 3, 6 t/m 9
BS3 opgaven:
1, 2, 4, 6, 8. 


























Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aflsluiting BS 1 t/m 3
kan jij de delen en de functies van het zenuwstelsel noemen?

kan jij drie typen zenuwcellen noemen met hun functies en kenmerken?

kan jij de delen van het ruggenmerg noemen met hun functies en kenmerken?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Activering bs. 4 t/m 6
wat weet jij over de invloed van alcohol, drugs en medicijnen op de gezondheid van de mens?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plan van vandaag
De invloed van medicijnen, alcohol en drugs op het zenuwstelsel.
Reflexen of bewuste reacties? wat is het verschil?
Hormoonstelsel: suikerziekte, adrenaline, menstruatie.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
bs. 4 t/m 6
9.4.1 Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.

9.4.2 Je kunt de invloed van medicijnen, alcohol en drugs op het zenuwstelsel beschrijven en de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen.
9.5.1 Je kunt de functies van reflexen noemen en je kunt een reflexboog beschrijven.
9.6.1 Je kunt de bouw en functie van het hormoonstelsel beschrijven en je kunt in een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren benoemen.
9.6.2 Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de hypofyse en uit de schildklier.
9.6.3 Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de eilandjes van Langerhans en uit de bijnieren








Slide 24 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Hersenen + functies
de grote hersenen: Verwerkt impulsen van zintuigen (bewuste waarneming) en stuurt impulsen voor bewuste bewegingen.

de kleine hersenen: zorgt voor de coördinatie van alle bewegingen van je lichaam.

de hersenstamGeleidt impulsen van o.a. het ruggenmerg naar de hersenen en omgekeerd

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoffen die het zenuwstelsel beïnvloeden
Medicijnen, drugs, tabak en alcohol

Deze stoffen kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren (bevorderen). Daardoor hebben ze invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt het zenuwstelsel beïnvloed?
waarnemingsvermogen: Vermogen om prikkels uit de omgeving (via je zintuigen) in de hersenen waar te nemen.

reactievermogen: De snelheid waarmee je op iets kunt reageren.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt drugs onderverdelen in drie groepen:
• verdovende middelen (downers)
• stimulerende middelen (uppers)
• bewustzijnsveranderende middelen (trippers)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risico’s: Overdosis en verslaving
Tolerantie: steeds meer gebruiken van een verslavende stof om hetzelfde effect te krijgen.
verslaving: afhankelijk worden van een stof.
lichamelijke afhankelijkheid: lichamelijke klachten als je de verslavende stof niet meer gebruikt.
geestelijke afhankelijkheid: gevoel dat je niet zonder de verslavende stof kunt.
dopamine: Stofje dat in de hersenen wordt gemaakt en je een goed gevoel geeft.






Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewuste reacties en reflexen
Reflex: Vaste, snelle, onbewuste reactie op een prikkel.
 Reflexen beschermen je lichaam tegen beschadigingen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugtrekreflex

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
BS4 opgaven:

1, 2, 3, 5, 7, 9.
BS5 opgaven:
1, 2, 4, 5, 7, 9.

 

























Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle hormoonklieren samen vormen het hormoonstelsel 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hormoonstelsel
Hormoonstelsel : Alle hormoonklieren samen

Hormoonklier: Orgaan dat hormonen produceert.

Hormoon: Stof die de werking van een bepaald orgaan regelt.


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen klieren?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypofyse
  • De hypofyse ligt tegen de onderkant van de hersenen, tussen de twee hersenhelften in.
  • De hypofyse produceert het groeihormoon
  • De hypofyse produceert hormonen die andere hormoonklieren aansturen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schildklier
schildklier:
Hormoonklier die in de hals vóór het strottenhoofd ligt; produceert schildklierhormoon.

schildklierhormoon:
Hormoon dat de stofwisseling en de groei en ontwikkeling beïnvloedt.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eilandjes van Langerhans
Groepjes cellen in de alvleesklier die hormonen (glucagon en insuline) produceren.

alvleesklier:
Orgaan dat verteringssappen en de hormonen insuline en glucagon produceert.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

insuline
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in de reservestof glycogeen.

glucose ------> glycogeen
glucagon
Hormoon dat ervoor zorgt dat de reservestof glycogeen wordt omgezet in glucose.

glycogeen ------> glucose

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Regeling van het glucosegehalte van het bloed.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

diabetes (suikerziekte)
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bijnieren
De bijnieren liggen boven op de nieren. Ze produceren het hormoon adrenaline.

Adrenaline: enige hormoon met een snelle, kortdurende werking. 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adrenaline
Hormoon dat de glucosespiegel in het bloed snel verhoogt en de hartslag en ademhaling versnelt.
Door adrenaline kan het lichaam in spannende situaties snel handelen.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

BS6 opgaven:
1, 2, 3, 7, 8.
 

























Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aflsluiting BS 4 t/m 6
 Hier Lesdoel vragen maken.

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies