In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H8: Atomen en straling
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine
Tassen op de grond
Telefoons in de kluis
Welkom Kader 3!
Ga zitten en start met:
Ga verder met de examensite opdrachten.
Jas aan de kapstok
Slide 1 - Tekstslide
Practicum
Welkom Kader-3
Start met opdracht 2, 4, 6 en 8 van 2,3 Temperatuur
Je hebt straks je laptop nodig START IN:
Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00
Slide 2 - Tekstslide
We gaan starten!
Wachttijd:
stopwatch
00:00
Slide 3 - Tekstslide
§ 8.1 Atomen als stralingsbron
§ 8.2 Radioactief verval
§ 8.3 Straling gebruiken
§ 8.4 Bescherming tegen straling
Diagnostische toets H7
Slide 4 - Tekstslide
Lesprogramma
Huiswerk controle
Voorkennis/Terugblik
Leerdoelen
Instructie (uitleg)
Afsluiting
Huiswerk
Nabespreking
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerkcontrole
Maak opdrachten op de examensite
Slide 6 - Tekstslide
Over welke opgaven van het huiswerk zijn er vragen?
Slide 7 - Woordweb
Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?
Slide 8 - Tekstslide
Terugblik
Voorkennisfilm Nova
Slide 9 - Tekstslide
8.1 Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met ‘natuurlijk radioactief’ en ‘kunstmatig radioactief’.
Je kunt het verschil toelichten tussen de moleculen van een verbinding en de moleculen van een element.
Je kunt beschrijven hoe atomen zijn opgebouwd uit drie verschillende kleinere deeltjes.
Je kunt de overeenkomsten en de verschillen noemen tussen de isotopen van één element.
Slide 10 - Tekstslide
8.1 Atomen als stralingsbron
Stoffen die deze straling uitzenden, zijn radioactief.
Radioactieve stoffen vind je in heel kleine hoeveelheden overal om je heen. Veel van deze stoffen zijn van natuurlijke oorsprong. Je noemt zulke stoffen natuurlijk radioactief. Uraniumerts is een natuurlijk radioactief gesteente.
Slide 11 - Tekstslide
Radioactieve stoffen
Na de ontdekking van radioactiviteit in 1896 hebben mensen geleerd om zelf nieuwe radioactieve stoffen te maken.
Zulke stoffen noem je kunstmatig radioactief. Sommige van die stoffen zijn belangrijk in de geneeskunde
Slide 12 - Tekstslide
Atomen
Om radioactiviteit te verklaren, moet je naar de bouwstenen kijken waaruit de moleculen zijn opgebouwd. Deze bouwstenen noem je atomen.
Een stof als CO2, waarvan de moleculen uit verschillende soorten atomen bestaan, noem je een verbinding.
Slide 13 - Tekstslide
Atomen
Ontleden betekent in stukjes ‘knippen’ en de verschillende onderdelen bekijken. Als je koolstofdioxide ontleedt, ontstaan er twee nieuwe stoffen: koolstof en zuurstof.
Een element is een stof die je niet verder kunt ontleden, omdat hij uit één soort atomen bestaat.
Slide 14 - Tekstslide
De bouw van een atoom
Eerst werd gedacht dat atomen de kleinste deeltjes zijn die er bestaan.
Later werd duidelijk dat een atoom op zijn beurt uit nog kleinere deeltjes bestaat:
protonen, neutronen en elektronen.
Slide 15 - Tekstslide
De bouw van een atoom
Zoals elk atoom bestaat het uit een kern met daaromheen een aantal elektronen. Elektronen hebben een negatieve elektrische lading.
De kern is veel kleiner dan het atoom zelf. Hij is opgebouwd uit twee soorten deeltjes: protonen en neutronen.
Slide 16 - Tekstslide
De bouw van een atoom
Eenproton heeft een positieve elektrische lading die even groot is als de negatieve lading van een elektron.
Neutronen zijn, zoals hun naam al aangeeft, neutraal: ze hebben geen elektrische lading.
Slide 17 - Tekstslide
De bouw van een atoom
Een atoom heeft evenveel protonen als elektronen.
Daardoor is een atoom als geheel elektrisch neutraal: je kunt de positieve lading van de protonen ‘wegstrepen’ tegen de negatieve lading van de elektronen.
Slide 18 - Tekstslide
Isotopen
Elk element heeft zijn eigen atoomnummer, dat gelijk is aan het aantal protonen in de kern.
De atoomkernen van één element kunnen wel een verschillend aantal neutronen hebben. Je zegt dan dat het element verschillende isotopen heeft.
Slide 19 - Tekstslide
Isotopen
Om isotopen van elkaar te onderscheiden, kijk je naar het totale aantal kerndeeltjes: het aantal protonen plus het aantal neutronen.
Zo heeft koolstof drie isotopen. De getallen waarmee je de isotopen van elkaar onderscheidt, noem je massagetallen.
Slide 20 - Tekstslide
Isotopen
Het massagetal geeft aan hoe groot het aantal kerndeeltjes is, maar is ook een maat voor de totale atoommassa.
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Slide 21 - Tekstslide
Isotopen
De drie isotopen van koolstof zien er precies hetzelfde uit. Ze hebben scheikundig gezien dezelfde eigenschappen.
De dichtheid van de isotopen is wel verschillend. Dat komt doordat het aantal kerndeeltjes in de atoomkernen verschillend is.
Slide 22 - Tekstslide
Isotopen
Er is nog een ander belangrijk verschil. De atomen van C‐14 kunnen ioniserende straling produceren.
Je zegt dat C‐14 een radioactieve isotoop van koolstof is
Slide 23 - Tekstslide
Instructie opgaven
Wat? Opgaven 1 tot en met 11
Hoe? Zelfstandig/alleen, boek blz 202 - 205
Hulp? Boek, blz 198 - 201
Tijd? Einde van de les / volgende les af
Uitkomst? Samen nakijken en verbeteren
Klaar? Ander vak, leesboek of puzzeltijd
timer
25:00
Slide 24 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 8.1
4 t/m 12
Je mag samenwerken!
Slide 25 - Tekstslide
Afsluiting: we weten.................
Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met ‘natuurlijk radioactief’ en ‘kunstmatig radioactief’.
Je kunt het verschil toelichten tussen de moleculen van een verbinding en de moleculen van een element.
Je kunt beschrijven hoe atomen zijn opgebouwd uit drie verschillende kleinere deeltjes.
Je kunt de overeenkomsten en de verschillen noemen tussen de isotopen van één element.
Slide 26 - Tekstslide
Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?
Slide 27 - Woordweb
Waar wil je nog extra uitleg over?
Slide 28 - Woordweb
Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan