K7 persoonl. voornaamwoord 1e en 4e naamval

Kapitel 7
persoonlijk en vragend voornaamwoord 
4e naamval
met voorzetsel
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 7
persoonlijk en vragend voornaamwoord 
4e naamval
met voorzetsel

Slide 1 - Tekstslide

Welke
voorzetsels
4e naamval
ken je al?

Slide 2 - Woordweb

Deze voorzetsels hebben
 4e naamval  
        

                                                                                    
                     
                      
                         durch      für    ohne   um     gegen     bis

                         
                                  

Slide 3 - Tekstslide

       Vertaal de voorzetsels
door
voor
tegen
zonder 
om
tot
durch 
  für
gegen
ohne
um
bis

Slide 4 - Sleepvraag


de 4e naamval (Akkusativ) 
persoonlijk voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Welke
persoonlijk voornaamwoorden
in het Duits ken je al?

Slide 6 - Woordweb

Persoonlijk en vragend voornaamwoord (4e naamval)
mich
es
uns
euch
sie (mv)
sie (ev)
dich
Sie
ihn
wen?
mij
haar
wij
jou
hen
het
jullie
u
hem
wie?

Slide 7 - Sleepvraag

Vragend voornaamwoord

Für w.... hast du das gekauft?
A
wer
B
wen

Slide 8 - Quizvraag

persoonlijk voornaamwoord 4e naamval van

U =
A
sie
B
Sie
C
euch
D
ihn

Slide 9 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval

voor hem =
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf de vier Duitse persoonlijke voornaamwoorden op die in de 4e naamval NIET veranderen

Slide 11 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval

om jullie =
A
für dich
B
um euch
C
ohne mich
D
ohne ihn

Slide 12 - Quizvraag


(wij) Ist dieses Essen für ....... ?
A
dich
B
uns
C
ihn

Slide 13 - Quizvraag

1e en 4e naamval van:
wij en ons
A
wir - mich
B
wir - es
C
wir - euch
D
wir - uns

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer krijg je de 4e naamval in het Duits?


Slide 15 - Open vraag

Vul aan:
Es geht (om haar) ................

Slide 16 - Open vraag

Vul aan:
Wir sind (tegen hen).........................

Slide 17 - Open vraag

Vul aan:
(door hem) ............... habe ich das gelernt.

Slide 18 - Open vraag

Vul de juiste vorm aan:
(ik) Hast du ............. gehört?

Slide 19 - Open vraag

Vul de juiste vorm aan:
(hij) Du kennst ............. !

Slide 20 - Open vraag

Vul de juiste vorm aan:
(wij) Sind diese Übungen für ................

Slide 21 - Open vraag

Vul de juiste vorm aan:
(jullie) Wer spielt gegen .................

Slide 22 - Open vraag

Ik ken de 4e naamval goed
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll