rijksmuseum

VOC
De Vereenigde Oostindische Compagnie (afgekort als VOC ) was een Nederlands bedrijf dat op zijn hoogtepunt was in de Gouden Eeuw. Nederland heette toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dit bedrijf mocht toen als enige handel voeren met Oost-Indië. Het was toen een van de grootste bedrijf ter wereld. Ze handelden vooral in specerijen zoals nootmuskaat, peper en kaneel. Later handelden ze ook in andere materialen die in Oost-Indië te vinden waren. Deze materialen brachten veel geld op. Nederland werd toen een grote wereldmacht dat veel invloed had op de rest van de wereld. Omdat de VOC zo groot was hadden ze een eigen leger en mochten ze als enig bedrijf ook oorlogen voeren. Ook was de eerste multinational, dit is een bedrijf dat in meerdere landen actief is.
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

VOC
De Vereenigde Oostindische Compagnie (afgekort als VOC ) was een Nederlands bedrijf dat op zijn hoogtepunt was in de Gouden Eeuw. Nederland heette toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dit bedrijf mocht toen als enige handel voeren met Oost-Indië. Het was toen een van de grootste bedrijf ter wereld. Ze handelden vooral in specerijen zoals nootmuskaat, peper en kaneel. Later handelden ze ook in andere materialen die in Oost-Indië te vinden waren. Deze materialen brachten veel geld op. Nederland werd toen een grote wereldmacht dat veel invloed had op de rest van de wereld. Omdat de VOC zo groot was hadden ze een eigen leger en mochten ze als enig bedrijf ook oorlogen voeren. Ook was de eerste multinational, dit is een bedrijf dat in meerdere landen actief is.

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les:

* Ik weet hoe het rijkskmuseum ontstond
* Ik kan vertellen hoe Nederland rijk werd
* Ik kan vragen beantwoorden over wat de WIC deed.
* Ik kan vertellen wat de driehoekshandel is.
* Ik kan iets vertellen over de slavernij
TIP: Maak aantekeningen tijdens de les. 

Slide 2 - Tekstslide

HOE HET BEGON, 
een nationaal museum
 
Op 19 november 1798, besloot de regering naar Frans voorbeeld een nationaal museum op te richten. Een ‘prestigeproject’ om de liefde voor het land aan te wakkeren maar ook om belangrijke voorwerpen te bewaren. Op 31 mei 1800 opende deze Nationale Kunstgalerij voor het eerst zijn deuren in Huis Ten Bosch in Den Haag. Met ruim 200 schilderijen en historische voorwerpen, deels uit de stadhouderlijke collecties en deels uit (opgeheven) landelijke instellingen, zoals de VOC. De eerste aankoop, De Zwaan van Jan Asselijn, kostte 100 gulden en is nog steeds een van de topstukken van het Rijksmuseum.

Slide 3 - Tekstslide

HET ‘KONINKLIJK MUSEUM’
In 1808 stond Lodewijk Napoleon aan het roer van het Koninkrijk Holland. Hij verhuisde de collecties naar Amsterdam, de nieuwe hoofdstad. En niet naar zomaar een gebouw maar naar het Paleis op de Dam, het voormalige Amsterdamse stadhuis. Daar werden ze samengebracht met de belangrijkste schilderijen van de stad, waaronder de Nachtwacht van Rembrandt. In 1809 opende het Koninklijk Museum op de bovenverdieping van het paleis.

Slide 4 - Tekstslide

Waar kwamen de museumstukken vandaan?
A
de collectie van de stadhouder
B
van keizer Napoleon
C
de collectie van de VOC
D
giften van burgers

Slide 5 - Quizvraag

landelijk museum
Met Willem I als nieuwe koning vanaf 1813, verhuisde het museum als 'Rijks Museum' samen met de uit Den Haag afkomstige nationale prentencollectie naar het Trippenhuis, een 17de-eeuws stadspaleis aan de Kloveniersburgwal.

Overal in Europa werden mooie musea gebouwd. Ook Nederland verdiende een echt nationaal, trots museumgebouw. Het Trippenhuis was niet geschikt, dus mocht er iets nieuws gebouwd worden. De architect, Pierre Cuypers, had voor het Rijksmuseum een ontwerp in historische stijl gemaakt.  In 1885 werd het officieel geopend. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Hoe was Nederland zo rijk geworden?

Het geld voor de voorwerpen is vooral in de gouden eeuw verdiend door de VOC en later ook de WIC.

Slide 8 - Tekstslide

rijksmuseum
samen introductie daarna ieder 5 minuten vrij verkennen

Slide 9 - Tekstslide

Handel
De VOC had een monopolie in Azië, dit had de VOC gekregen van de Staten Generaal. De Staten Generaal was het bestuur van alle provincies van de Nederlanden op dat moment. Dit betekende dat Azië geen handel mocht drijven met andere landen, en dat de VOC zelf koos hoeveel ze betaalde voor de spullen die ze kochten in Azië. Dit was soms oneerlijk en niet iedereen in Azië wilde dan ook handel drijven met de VOC. Om de lokale bevolking over te halen om alleen handel met de VOC te drijven, bood de VOC een handelscontract aan. Hierin stond dan bijvoorbeeld dat als de lokale bevolking hun spullen aan de VOC verkochten de VOC ze zou beschermen tegen een ander land. Het gebeurde wel eens dat de lokale bevolking een handelscontract hadden gemaakt met de VOC, maar toch stiekem hun spullen ook aan andere landen verkochten. Als de VOC hier achter kwam straften ze de lokale bevolking door de plantages (heel veel bomen of planten waar de specerijen die ze verhandelen aan groeiden op één plek) kapot te maken. Dan konden ze niks meer verkopen, en hadden ze zelf ook geen eten meer.
Naast het alleen recht om handel te drijven in Azië mocht de VOC nog veel meer van de Staten Generaal. De VOC mocht forten bouwen, overeenkomsten sluiten met de vorsten en oorlog voeren. Dit mochten zij in het hele gebied vanaf Kaap de Goede Hoop tot aan de straat van Magellaan.
Dit was erg bijzonder aangezien de VOC een bedrijf was, en dus heel veel macht kon uitoefenen.


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De WIC

Slide 12 - Tekstslide

Oprichting van de WIC
De West-Indische Compagnie met als afkorting de WIC werd in 1621 opgericht. Dit gebeurde na het Twaalfjarig Bestand. De Nederlanden bevonden zich toentertijd in de Tachtigjarige Oorlog met Spanje. De WIC kreeg net als de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) een handelsmonopolie op de kust van West-Afrika en Amerika. Dat betekende dat alleen zij in dat gebied mogen handelen. De West-Indische Compagnie mocht daar optreden als Nederlandse overheid. 

Een van de doelen van de WIC was het dwarsbomen van Portugal en Spanje. Dit deden ze door middel van kaapvaart. 
Kaapvaart was een vorm van zeeroverij in oorlogstijd. Een kaper-kapitein van een (particulier) schip kreeg toestemming van een land om schepen van vijandige landen aan te vallen en hun lading in beslag te nemen. Deze toestemming heette een kaperbrief. 

Door de kaapvaart wilde Nederland Portugal en Spanje schade toebrengen. 
Via de handel van Spanje met Amerika, kon Spanje de oorlog met de Nederlanden financieren. Dat wilden de Nederlanders niet. De kaapvaart stond de echte handel met Amerika in de weg. Al het geld en schepen werden voor de kaapvaart gebruikt.

Slide 13 - Tekstslide

Piet Hein
Piet Hein heeft veel betekent voor de WIC. In 1628 veroverde hij de Spaanse zilvervloot. Deze zilvervloot bevatte al het belastinggeld uit alle Spaanse koloniën. Door de verovering van de zilvervloot raakte de WIC betrokken bij de Trans-Atlantische slavenhandel. Hierin volgden zij het Portugese voorbeeld. Zij zagen hoeveel winst het hen opleverde en dat wilde de WIC ook. Door de buit van de zilvervloot, waren ze in staat om Portugese koloniën in Brazilië veroveren. Daar lagen de plantages waarop slaven werken.
In 7 jaar wist de WIC een groot deel van de Braziliaanse kust te veroveren. Ze kwamen echter ook tot de conclusie dat ze arbeidskrachten nodig hadden om op de plantages te werken. Vanuit de Nederlanders wilden er weinig werken op de plantages. Het was er veel te warm en het was veel te zwaar werk. Uit de ervaringen van de Portugezen was gebleken dat de inheemse Indianen niet goed waren voor dit werk. Ze konden het zware werk niet aan. Bovendien hadden de Europeanen ziektes uit Europa meegenomen waar de Indianen niet tegen bestand waren. Ook voor de WIC waren dus de Indianen niet een optie om als arbeiders te gebruiken. Ze volgenden het voorbeeld van Spanje en Portugal om haar slaven uit Afrika te halen.
In 1637 veroverde de WIC een Portugees fort aan de Westkust van Afrika. Dit was fort Elmina.
Portugal slaagde er echter in zijn plantages na een tijd weer terug te veroveren. Nederland besloot toen om zich vooral te richten op de slavenhandel.




Slide 14 - Tekstslide

De WIC en de Trans-Atlantische slavenhandel
De slavenhandel tussen Europa, Afrika en Amerika wordt ook wel de driehoekshandel genoemd. Dit komt omdat de handel uit drie afzonderlijke reizen bestond. De eerste reis was de reis van Europa naar West-Afrika. De schepen namen handelswaren mee naar Afrika. Dit was o.a. geweren, kruit, messen, alcohol en metalen goederen. Deze producten ruilden de Europeanen voor slaven. De tweede reis was die van Afrika naar De Nieuwe Wereld (Amerika). De slaven werden in de slavenschepen geladen, niet zonder problemen. Veel slaven wisten niet wat hen stond te gebeuren en verzette zich. De slaven werden vastgebonden en hadden erg weinig plek aan boord. Ze lagen in hun eigen urine, ontlasting en braaksel. De slaven kregen aan boord weinig te eten en te drinken. Dat was een van de redenen voor de hoge sterfte aan boord. Een andere reden waren de besmettelijke ziekten die veelvoudig voorkwamen aan boord. De ziekten verspreidden zich snel en er werd nauwelijks of niets aan gedaan om te bestrijden. De slaven die overleden, werden overboord gegooid. Aangekomen in Zuid-Amerika kwam er een visiteur aan boord die alle slaven checkte. Er mochten geen ziekten aan land komen. Pas dan mocht het schip doorvaren naar de haven. Daar werden de slaven gewassen en kregen ze een paar dagen goed te eten. De plantage eigenaren kwamen de slaven kopen. Daarna konden de slaven aan het werk op de plantages waar ze gebrandmerkt werden, of als huisslaaf in een van de huishoudens van de Europeanen. Met het geld wat de slaven opbrachten, kocht de WIC producten die op de plantages verbouwd werden. Zo namen ze rietsuiker, cacao en katoen mee terug naar Nederland. Dat was de derde en de laatste reis van de Trans-Atlantische slavenhandel.

Slide 15 - Tekstslide


Het aandeel van de WIC in de slavenhandel
In totaal heeft Nederland 5% in de slavenhandel gehad. In de periode van 1600-1800 heeft Nederland 609.000 slaven verhandeld. In totaal zijn er tussen de 11 en 12,5 miljoen Afrikaanse slaven verhandeld. Engeland, Spanje en Portugal hadden een groter aandeel in de slavenhandel. In de periode van 1600-1700 hadden Spanje en Portugal 60% van de slavenhandel in bezit. Engeland kwam op een tweede plek met 30%.
De driehoekshandel was de handel tussen Europa, Amerika en Afrika. Schepen vertrokken uit West-Europa met als handelswaar vooral vuurwapens, buskruit, ijzer en textiel. Die werd in West-Afrika geruild voor slaven, goud en ivoor.


Vanuit West-Afrika vertrokken schepen met slaven naar Noord-Amerika of het Caribische gebied. 
De schepen vertrokken uit Noord-Amerika en het Caribische gebied naar West-Europa met luxegoederen zoals suiker, rum, koffie, katoen, zilver en tabak.

Slide 16 - Tekstslide

wat werd van Europa naar Afrika gebracht?
A
slaven
B
rietsuiker, cacao en katoen
C
geweren, kruit, messen, alcohol

Slide 17 - Quizvraag

wat werd van Afrika naar Noord Amerika gebracht?
A
slaven
B
rietsuiker, cacao en katoen
C
geweren, kruit, messen, alcohol

Slide 18 - Quizvraag

Wat werd van Noord Amerika naar Europa gebracht?
A
slaven
B
rietsuiker, cacao en katoen
C
geweren, kruit, messen, alcohol

Slide 19 - Quizvraag

koffie, katoen 
en suiker

   

   
vuurwapens, 
ijzer en buskruit
ivoor, goud en slaven
De handelsdriehoek

Slide 20 - Tekstslide

Welke kolonies had Nederland allemaal?
Nederlandse koloniën waren onder meer Nederlands-Indië (het huidige Indonesië), Nederlands- Nieuw-Guinea, de Nederlandse Antillen, Suriname en andere gebieden in het toenmalige Nederlands-Guiana. Nederland had ook enige tijd koloniale bezittingen in Afrika en de Amerika's.

Slide 21 - Tekstslide

het leven in die tijd in Nederland

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

In de Gouden Eeuw ging het goed met Nederland, maar toch waren er ook veel arme mensen
. Er waren dan ook grote verschillen tussen arm en rijk. Er woonden op dat moment ongeveer 2 miljoen mensen in Nederland. Nederland was rijk en machtig geworden door de handel. De kunst en de wetenschap bloeiden op. Rijken behoorden tot de hoogste stand. Dit waren vaak burgemeesters, politici en handelaren. De rijken hadden veel geld. In de grote steden kochten ze dan een groot huis dat vaak aan één van de grachten stond in Amsterdam oftewel een grachtenpand. De grachtenpanden waren vaak rijk gesierd, hadden veel verdiepingen, waren diep en smal (er werd toen alleen belasting betaald op de breedte van zo'n pand). Rijken konden vaak specerijen en zout kopen. Deze kwamen helemaal uit Indië met de VOC. Ook hadden ze veel luxe spullen, zoals schilderijen (Van bijvoorbeeld Rembrandt), zilverwerk, porselein en boeken. 

Slide 24 - Tekstslide

verschillen rijk en arm
In een huis van een rijk iemand stond vaak een luxe poppenhuis om te laten zien hoe het was ingericht. Vaak was zo'n poppenhuis ingericht met miniatuur zilveren meubeltjes.

Daarnaast waren er nog de hoge armen, deze stonden onder de rijken. De armen waren de mensen die weinig verdienden. De armen woonden in eenvoudige huizen en hadden weinig spullen. Echter hadden de armen vaak wel een huis en hadden genoeg te eten. Ze woonden in simpele huizen die niet erg gunstig gelegen waren. Voorbeelden van armen waren boeren, mensen die standaard producten maakten (zoals textiel en hout) en mensen die op schepen werkten. Vaak werkte de man en zorgde de vrouw voor de kinderen. In veel steden werden armenhuizen opgericht, vaak begonnen vanuit de verschillende kerken. Ook kinderen waarvan de ouders vroeg stierven (door armoede), kwamen terecht in weeshuizen.
De derde groep waren de lage armen, deze hadden het vaak slechter dan de hoge armen en ze deden soms zwaar werk. Arbeiders en huisbedienden vielen hier onder. Arbeiders waren vaak mannen, zij werden ingeschakeld bij bouwprojecten, zoals het uitgraven van een gracht. Huisbedienden waren vaak vrouwen en werkten bij de rijken thuis. Ze zorgden daar voor de huishouding (wassen, schoonmaken en dergelijke). Dan was er nog de laatste groep, de paupers. Paupers waren arme mensen die geen vast werk hadden, rond liepen in oude kleren en niet meer aten dan een oude homp brood.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

klaar om naar het rijkskuseum te gaan

Slide 28 - Tekstslide

afschaffing slavernij
In de slavernijtijd zijn circa 200.000 slaven naar Suriname gebracht, deels door de WIC en deels door andere slavenhandelaren. Tien jaar voor de afschaffing van de slavernij in 1863 zijn er 38.545 slaven. In totaal brengen de Nederlanders 550.000 Afrikanen als tot slaaf gemaakten naar de ‘Nieuwe Wereld’. Van dat aantal overleven 460.000 mensen de reis. Nederland is een van de laatste landen die de slavernij afschaffen.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

De eeuwenlang voor Nederland winstgevende slavenhandel wordt in 1814 verboden.

. In 1860 wordt de afschaffingswet doorgevoerd. Het is strategisch zeker een belangrijk moment; in hetzelfde jaar verschijnt Max Havelaar, de aanklacht van Eduard Douwes Dekker tegen de Nederlandse politiek.
In 1863 schaft Nederland ook de slavernij af in de West-Indische koloniën. Alleen al in Suriname werken dan nog zo'n 33.000 slaven op de plantages en op de Antillen zijn dat er ongeveer 12.000. Nederland loopt niet voorop met de afschaffing. Immers, zo menen velen hier, de ongeschoolde slaven zouden de vrijheid niet aankunnen. En, erger nog, de slavenhouders zouden schade lijden. Als Nederland de slavernij eindelijk afschaft, compenseert de staat dan ook de slavenhouders (niet de slaven). Bovendien zijn de tot slaaf gemaakten in Suriname nog niet vrij. Zij blijven tien jaar verplicht om een jaarcontract met een plantagebaas af te sluiten.

Slide 31 - Tekstslide

Waarom is het voor de tot slaaf gemaakten in Suriname na de afschaffing van de slavernij nog tien jaar verplicht om eencontract met een plantagebaas af te sluiten?
A
Om hun vaardigheden te verbeteren
B
Om de plantages te ondersteunen
C
Om de slavenhouders te compenseren
D
Om de slaven te beschermen

Slide 32 - Quizvraag

In welk jaar werd de slavenhandel in Nederland verboden?
A
1863
B
1814
C
1860
D
1865

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Link

TULA
Tula staat bekend als leider van de belangrijkste verzetsactiviteit op Curaçao, en misschien wel de Antillen: de opstand van 1795. Hij werkte aan het eind van de achttiende eeuw op plantage Kenepa, ook wel ‘de Knip’ genoemd. Op Curaçao was het, anders dan in Suriname, bijna onmogelijk voor tot slaaf gemaakten om ergens heen te vluchten – er is immers geen dichtbegroeid binnenland. De enige uitweg van het eiland was per boot. Maar de onvrede onder de tot slaaf gemaakten groeide wel en op 17 augustus 1795 kwam Tula samen met zo’n vijftig anderen in opstand tegen plantage-eigenaar Casper Lodewijk van Uytrecht. Zij eisten hun recht op vrijheid. Onder Carpata, medeleider van de opstand, kwamen op een plantage verderop ook tot slaaf gemaakten in opstand. Tula en zijn medeopstanders trokken van plantage naar plantage waar steeds meer tot slaaf gemaakten zich bij hen aansloten en uiteindelijk bestond de groep uit tweeduizend mensen. Plantagehouders, bang voor het massale verzet, sloegen op de vlucht.“
 wachten.






Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Wat was het belangrijkste doel van Toussaint Louverture?
A
Macht overnemen
B
Plantage eigenaar worden
C
Handel drijven
D
Afschaffen van slavernij

Slide 37 - Quizvraag

Wat was Toussaint Louverture's beroep op de plantage?
A
Slaafopziener
B
Kok
C
Koetsier
D
Boer

Slide 38 - Quizvraag

Tula en de verzetsstrijders maakten op de plantages wapens buit en marcheerden naar Willemstad om de gouverneur te spreken. Het koloniale bestuur schakelde pater Jacobus Schinck in om met Tula te onderhandelen, maar die weigerde te schikken. Tula wist dat de Franse tot slaaf gemaakten op Haïti vrijheid hadden afgedwongen en omdat Nederland in Franse handen was, hadden de tot slaaf gemaakten op Curaçao ook recht op vrijheid, vond hij. Een goed getraind leger onder kapitein Baron van Westerholt viel de verzetsstrijders aan. Deze hevige strijd duurde bijna een maand en eindigde met de arrestatie van Tula, die door een medestrijder werd verraden. Tula werd gemarteld, vermoord en gebruikt als voorbeeld om andere tot slaaf gemaakten af te schrikken. Carpata onderging hetzelfde lot. Het einde van de slavernij liet nog ruim een halve eeuw op zich wachten.

“Tula was een belangrijke figuur in het verzet tegen het koloniale bewind op de Antillen en zou daarom een manier van verering verdienen”, vindt Vyent. Volgens Balai kan dat middels een standbeeld: “Een beeld van de leider van een van de grootste verzetten op de Antillen zou een goede manier zijn om verzetsstrijders te eren.”

Slide 39 - Tekstslide

Wat was het lot van Tula na de hevige strijd met het koloniale leger?
A
Hij werd opgenomen in het koloniale bestuur als onderhandelaar.
B
Hij werd verbannen naar een afgelegen eiland in de Cariben.
C
Hij slaagde erin te ontsnappen en vluchtte naar een ander eiland.
D
Hij werd gemarteld, vermoord en gebruikt als voorbeeld om andere tot slaaf gemaakten af te schrikken.

Slide 40 - Quizvraag

Wat was de reden voor Tula om in verzet te komen tegen het koloniale bewind?
A
Hij wilde wraak nemen op de gouverneur van Willemstad.
B
Hij was geïnspireerd door een andere verzetsstrijder op de Antillen.
C
Hij was ontevreden over zijn werkomstandigheden op de plantages.
D
Hij vond dat tot slaaf gemaakten op Curaçao recht hadden op vrijheid vanwege de vrijheid die de Franse tot slaaf gemaakten hadden afgedwongen op Haïti.

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Video

DE SURINAAMSE VERZETSHELD BONI
 Boni, waarschijnlijk geboren rond 1730 en vermoord in 1793, is misschien wel de bekendste Surinaamse verzetsheld. Boni’s vader was vermoedelijk een Nederlandse plantage-eigenaar en zijn moeder een slavin. Zijn moeder Ze vluchtte hoogzwanger het bos in en sloot zich aan bij een marrongroep van andere ontsnapte tot slaaf gemaakten die in het Surinaamse binnenland leefden en zich verzetten tegen de slavernij. Rond 1730 kwam Boni in het oerwoud te wereld. Hij werd rond 1765 leider van de groep vrijheidsstrijders.
DE BONI’S OVERVIELEN BIJNA MAANDELIJKS EEN PLANTAGE EN BEVRIJDDEN TOT SLAAF GEMAAKTEN
Toen in 1770 twee andere groepen vrijheidsstrijders zich bij hen aansloten, kwamen zij bekend te staan als de Boni’s. Samen voerden de Boni’s gewapend verzet tegen het koloniale bewind. De strijd werd heviger rond 1770. Ze overvielen vanaf 1771 bijna maandelijks een plantage, waarbij tot slaaf gemaakten werden bevrijd. Met de verharde strijd wilden de Boni’s vrede afdwingen. Er werd zelfs gesproken van ‘Boni-oorlogen’. Het koloniale bewind legde ‘bevrijde’ slaafgemaakten een verplicht dienstverband op en haalde versterking uit Nederland. Zo vormden het bewind een leger dat de opstand moest beëindigen. Maar Boni en de andere verzetsstrijders opereerden vanuit het gunstig gelegen Fort Boekoe, waardoor zij moeilijk te bereiken waren.






Slide 43 - Tekstslide

Waarom overvielen de Boni's plantages vanaf 1771?
A
Om rijkdom te vergaren
B
Om wraak te nemen
C
Om tot slaaf gemaakten te bevrijden
D
Om vrede te verstoren

Slide 44 - Quizvraag

Na zeven maanden werd het Fort toch ingenomen. Boni ontsnapte en zette vanaf een nieuwe post nog ruim twintig jaar zijn strijd voort, die rond 1780 weer oplaaide. Een nabijgelegen stam wilde de vrede met het koloniale bewind niet op het spel zetten en sloot een deal. Bambi, de leider van deze groep, vermoordde Boni in 1793. Hierna stopten de grootschalige aanvallen op plantages, maar andere vormen van verzet gingen nog lang door – tot slaaf gemaakten ontvluchtten plantages en saboteerden het werk.


Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

oude beelden weghalen?
Aangepast vrijdag 18 augustus 2017, 18:04
Deze Nederlandse standbeelden zijn ook omstreden
In de Verenigde Staten is discussie over standbeelden die te maken hebben met het slavernijverleden van de zuidelijke staten. Op veel plekken worden de beelden daarom weggehaald of van hun sokkel getrokken. In Charlottesville leidde dit tot heftige protesten en knokpartijen tussen voor- en tegenstanders.
Nederland heeft ook een slavernijverleden. Hebben wij dan ook standbeelden die hier een connectie mee hebben? En als die beelden ergens staan: hoe gaan we er dan mee om?


Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Link

Tegenwoordig is er geen slavernij / slavenarbeid meer
Dat klopt inderdaad.
Dat klopt niet, er is nog wel slavernij / slavenarbeid.

Slide 49 - Poll

Slide 50 - Link

Slide 51 - Video