Herhaling klas 1 en introductie

Terugblik vorig jaar
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Terugblik vorig jaar

Slide 1 - Tekstslide


De prehistorie is:
A
de periode voor het begin van onze jaartelling.
B
de periode voor er mensen leefden.
C
de periode voor de uitvinding van het schrift.
D
de periode na de uitvinding van het schrift.

Slide 2 - Quizvraag

prehistorie
Historie

Slide 3 - Sleepvraag


A
Geschreven bron
B
Ongeschreven bron

Slide 4 - Quizvraag

feit en mening,
wat klopt?
A
een mening kun je niet bewijzen.
B
Bij een feit kan iedereen vaststellen dat het (altijd) klopt of iets echt gebeurd is.
C
Als iedereen dezelfde mening heeft is het een feit.
D
In de geschiedenis zijn geen feiten, omdat iedereen zijn eigen verhaal heeft.

Slide 5 - Quizvraag

Vinz is aangereden door een auto. Wat is de meest betrouwbare bron?
A
een schilderij dat wordt gemaakt van de gebeurtenis 200 jaar later
B
het verslag van de gebeurtenis van Vinz
C
een politieverslag
D
het verslag van de gebeurtenis van de vrouw achter het stuur

Slide 6 - Quizvraag

Een dagboek is een betrouwbare bron?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waarom is de gids van het museum een betrouwbare bron?
A
De gids heeft veel onderzoek gedaan.
B
De gids had er zelf gevangen gezeten.
C
De gids woonde lang in oost-Berlijn.
D
De gids heeft familie die daar waren opgesloten.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een Democratie? En waarom was Athene niet een volledige Democratie?

Slide 9 - Open vraag

Wat is een horige?
A
Iemand met een gehoorprobleem
B
Een rijke ridder
C
De baas van een klooster
D
Een boer

Slide 10 - Quizvraag

Waarom kreeg Keizer Karel de naam 'Karel de Grote'?
A
Hij had de Paus geholpen
B
Hij was erg lang
C
Hij was erg klein
D
Dit was de achternaam van zijn vader

Slide 11 - Quizvraag

Welke drie standen waren er?
A
geestelijken, adel, soldaten
B
horigen, adel, boeren
C
geestelijken, adel, boeren
D
rijke kooplieden, adel, bisschoppen

Slide 12 - Quizvraag

Welke van de drie standen is het belangrijkst?
A
geestelijken
B
adel
C
boeren en burgers
D
burgers

Slide 13 - Quizvraag


De tijd van steden en staten was van...
A
750-1250
B
1250-1500
C
1000-1500
D
1500-1750

Slide 14 - Quizvraag

Hoe heten de schepen waarmee handel gedreven wordt tussen de Hanzesteden?
A
Koggeschepen
B
Zeilschepen
C
Vikingschepen

Slide 15 - Quizvraag

Hanzesteden hebben een samenwerkingsverband om met elkaar handel drijven. Welke stad is geen Hanzestad
A
Deventer
B
Zutphen
C
Harderwijk
D
Amsterdam

Slide 16 - Quizvraag

In 1267 werd de Hanze opgericht. Wat is NIET WAAR over de Hanze?
A
De Hanze was een samenwerking tussen steden.
B
De Hanze leverde de kooplieden veel voordelen op, zoals afspraken over goedkopere prijzen.
C
Bij de Hanze waren veel gildes aangesloten die hun producten zo beter konden verkopen.
D
De IJssel was een rivier waaraan veel Hanze steden lagen.

Slide 17 - Quizvraag