Schrijfopdracht blok 1 vwo-3 (congruentie en inversie)

Schrijfopdracht
Schrijfopdracht blok 1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schrijfopdracht
Schrijfopdracht blok 1

Slide 1 - Tekstslide

Congruentie en inversie
- Uitleg congruentie
- Oefenen congruentie
- Uitleg inversie
- Incongruentie en onjuiste inversie

Slide 2 - Tekstslide

Congruentie
In een zin moeten onderwerp en persoonsvorm gelijk in getal zijn = congrueren.
Wanneer dit niet klopt, is er sprake van incongruentie.
Bijvoorbeeld:
De media schrijft veel over COVID-19.
De media (meervoud-> kranten, tijdschriften, internet en televisie) schrijven veel over COVID-19.

Slide 3 - Tekstslide

Incongruentie
Als het getal (enkelvoud of meervoud) van het onderwerp en dat van de persoonsvorm niet overeenkomen, is er sprake van incongruentie; dat is fout. Incongruentie kan de volgende oorzaken hebben 

Slide 4 - Tekstslide

Incongruentie
Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aangezien:
– * De media schrijft veel onzin over deze bekende Nederlander.

Het onderwerp (ow) lijkt meervoud, maar is enkelvoud, omdat de kern enkelvoud is:
– * Uit de enquête bleek dat de meerderheid (kern v.h. ow; enkelvoud) van de leerlingen (meervoud) tegen frisdrankautomaten waren (meervoud).



.

Slide 5 - Tekstslide

Incongruentie
De pv en het ow staan ver uit elkaar en daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het ow:
– * Het schijnt dat het stadsbestuur de komende jaren binnen de grachten geen nieuwe parkeerplaatsen voor auto’s meer willen (pv; meervoud) aanleggen.

Het mv wordt ten onrechte voor het ow aangezien:
– * Bij het eindpunt van de lijn worden alle passagiers (mv) verzocht <uit de stadsbus te stappen (ow)>

Slide 6 - Tekstslide

Deze antibiotica werkt niet bij mij.
A
Fout
B
Goed

Slide 7 - Quizvraag

Op de heuvel loopt een kudde bruine schapen rustig te grazen.
A
Fout
B
Goed

Slide 8 - Quizvraag

Hebben de politie te weinig personeel om kleine inbraken op te lossen?
A
Fout
B
Goed

Slide 9 - Quizvraag

Gisteren bezochten een klas brugklassers de oude molen bij Windesheim.
A
Fout
B
Goed

Slide 10 - Quizvraag

Oefenen
Maak nu de oefenopdracht:
https://www.cambiumned.nl/theorie/stijl/formuleren/congruentie/

Slide 11 - Tekstslide

Inversie
In veel zinnen staat het onderwerp op de eerste plaats in de zin, vóór de persoonsvorm: (OPA)
– Iedereen (ow) / verlangt (pv) / naar het einde van de lockdown.
Als in een zin het onderwerp achter de persoonsvorm staat, heet dat inversie (APO). Op de eerste plaats van de zin staat dan de persoonsvorm of een ander zinsdeel:
– Naar het einde van de lockdown / verlangt (pv) / iedereen (ow).

Slide 12 - Tekstslide

Foutieve inversie
Soms gaat een inversie in de hoofdzin fout = foutieve inversie.

Samengestelde zinnen:
Ik was te laat voor de trein (hz/ OPA) en overnacht ik daarom thuis (hz/ POA). X
Ik was te laat voor de trein (hz/ OPA) en daarom overnacht ik thuis (hz/ APO).
Ik was te laat voor de trein (hz/ OPA) en ik overnacht daarom thuis (hz/ OPA).
Doordat ik te laat was voor de trein (bz/ A), overnacht ik thuis (hz/ PO).


Slide 13 - Tekstslide

De finale van 'Wie is de mol' ga ik zeker kijken.
A
foutive inversie
B
Inversie

Slide 14 - Quizvraag

Op zondag schijnt de zon (1) en rijden mijn ouders (2) een rondje in de cabrio.
A
1= Inversie
B
1= Foutieve inversie

Slide 15 - Quizvraag

Op zondag schijnt de zon (1) en rijden mijn ouders (2) een rondje in de cabrio
A
2= inversie
B
2= foutieve inversie

Slide 16 - Quizvraag

Wie heeft Marnix die mooie verzameling postzegels eigenlijk gegeven?
A
inversie
B
Foutieve inversie

Slide 17 - Quizvraag

Oefenen
Maak nu de oefenopdrachten 1 en 2:
https://www.cambiumned.nl/theorie/stijl/formuleren/inversie/

Slide 18 - Tekstslide

creatief schrijven

Slide 19 - Tekstslide

lesdoel
Je kunt dialogen schrijven en je kunt deze dialogen in een
verhaal verwerken. 

Slide 20 - Tekstslide

dialogen: een voorbeeld

Richard Dawkins krijgt bezoek van God

Dawkins is een wetenschapper gespecialiseerd in de evolutietheorie. Hij is overtuigd atheïst. In zijn boek The God Delusion betoogt hij dat er geen God bestaat.

Slide 21 - Tekstslide

Richard Dawkins krijgt bezoek van God

‘Ach Jezus,’ zegt Richard Dawkins terwijl hij opkijkt van zijn boek. ‘ God?’
Ja,’ zegt God.

‘En hoe bent u binnengekomen?’ vraagt Richard Dawkins. Hij vraagt zich af waar hij dit bezoek aan te danken heeft. Is er geadverteerd voor een herdruk, is er een oud tv-interview herhaald, heeft een krant een groot stuk over atheïsme gepubliceerd en er zijn foto bij gezet?
 







‘O, ik heb zo mijn methoden,’ zegt God. ‘Maakt u zich niet ongerust, ik kom niet om uitgebreid met u in discussie te gaan, ik kom me alleen maar even laten zien, dat moet genoeg zijn. Nou ja, misschien een paar woorden… Een wederzijdse uitwisseling… ’


‘Natuurlijk,’ zegt Richard Dawkins. Hij steekt zijn hand uit naar de alarmknop die de plaatselijke politie voor dit soort gevallen heeft aangebracht.

Slide 22 - Tekstslide

Dialogen
Schrijvers gebruiken thema’s in hun verhalen en poëzie: onderwerpen die jou als lezer aan het denken moeten zetten. Soms draagt de schrijver geen duidelijke boodschap over, maar eerder een gevoel. In het onderstaande gedicht wordt zo’n
thema met een gevoel overgebracht. Kijk naar het volgende gedicht van Tim Hofman:

Slide 23 - Tekstslide

Mijn ex-vriendin had anorexia 
en ik had daar last van 

Terwijl jij calorieën telt
en weer prevelt van te veel,
raakt je geest verder bekneld
in wat je lichaam niet meer wil.

Werpt een holle blik naar mij,
voelt voor beiden veel te vol
van honger of verdriet, gezicht
uit zicht, zo eist de tol.

Ik heb mijn heil in jou geteld,
het was niet meer genoeg
en heb je het gebrek verteld,
waarop je mij toen vroeg:

`Ga je bij me weg?’ Ik zei:
`Ik kan niet meer, ben leeg.
’t Is niet zozeer jouw gewicht,
Maar wat je ziekte weegt.’

Hofmann, T.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Over welk thema wil Hofman jou aan het denken zetten?

Slide 26 - Open vraag

Welk ‘gevoel’ krijg je bij het gedicht?

Slide 27 - Open vraag

Opdracht: dialogen (poëzie) 
Het gedicht eindigt in een dialoog: twee mensen voeren samen een gesprek. In dit geval zijn dat de ik-verteller (spreker A) en zijn vriendin (spreker B). In deze opdracht ga je de dialoog tussen spreker A en spreker B afschrijven. Dit doe je door op dezelfde manier te schrijven als de laatste strofe van het gedicht.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht: dialogen (vervolg)
Je laat de sprekers steeds om de beurt praten. Een nieuwe spreker begint bij een nieuwe regel. Ook gebruik je aanhalingstekens.

'Wat is het lekker weer!'
'Vind je? Ik houd niet zo van de warmte.'

Zorg ervoor dat je lay-out past bij het gedicht!

Slide 29 - Tekstslide

dialogen: functies

Slide 30 - Tekstslide