Herhaling H3

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is afzet?

Slide 2 - Open vraag

Serina staat met een ijskar op het strand. Ze verwacht dit weekend een omzet van € 577,50. De ijsjes kosten gemiddeld € 2,10 per stuk

Bereken de afzet die Sarin voor dit weekend verwacht

Slide 3 - Open vraag

Wat is de formule voor de brutowinst?
A
Brutowinst = Inkoopwaarde - Omzet
B
Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde
C
Brutowinst = Omzet - Bedrijfskosten
D
Brutowinst = Inkoopwaarde + Nettowinst

Slide 4 - Quizvraag

Arthur heeft 15 tablet ingekocht voor € 2.025. Hij verkoopt ze voor € 225 per stuk.

Bereken zijn brutowinst

Slide 5 - Open vraag

Hoe noem je het totaalbedrag dat een ondernemer voor zijn inkopen betaald?

Slide 6 - Open vraag

Sita verkoopt deze maand in haar bloemenshop 1750 boeketten voor gemiddeld €8,50 per stuk. De totale inkoopwaarde ervan bedroeg € 9.680. De bedrijfskosten waren deze maand € 5.778

Bereken haar nettoresultaat

Slide 7 - Open vraag

De werknemers van een smartphonefabriek krijgen met ingang van 1 januari een hoger salaris. Heeft dat hogere salaris gevolgen voor de kostprijs van de smartphone? Leg je antwoord uit

Slide 8 - Open vraag

Waar staat de afkorting btw voor?

Slide 9 - Open vraag

Wie betaalt de btw over de producten die je in de winkel kunt kopen?
A
De consument
B
De producent
C
De winkelier

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Met de inkoopprijs en de btw kun je de consumentenprijs berekenen
B
De verkoopprijs is de prijs die de consument in de winkel betaalt
C
Op de meeste producten zit 9% btw
D
De bedragen die je als consument betaalt, zijn inclusief btw

Slide 11 - Quizvraag

Dit jaar heeft de overheid € 263 miljard aan inkomsten. Daarvan bestaat 18,3% uit btw. Hoeveel btw heeft de overheid dit jaar ontvangen?
A
€ 18,3 miljard
B
€ 48,1 miljard
C
€ 214,9 miljard

Slide 12 - Quizvraag

De consumentenprijs van een fiets is € 650. De btw is 21%. Bereken de verkoopprijs van deze fiets

Slide 13 - Open vraag

De verkoopprijs van een brood is € 1,80. De BTW is 9%.
A
De consumentenprijs is € 2,18
B
De consumentenprijs is € 1,96
C
De consumentenprijs is € 1,90
D
De consumentenprijs is € 2,10

Slide 14 - Quizvraag

John is bedrijfsleider van een bakkerij die elke week 15000 broden verkoopt. 3 medewerkers bakken de broden met behulp van 2 grote ovens. 2 winkelmedewerkers zorgen voor de verkoop. Zelf doet John de inkoop.

Hoe groot is de arbeidsproductiviteit per werknemer per week?

Slide 15 - Open vraag

Inwoners van Griekenland werken gemiddeld 47% meer dan inwoners van Nederland. Toch is de Griekse jaarproductie niet veel hoger dan die van Nederland. Hoe komt dat?
A
De arbeidsproductiviteit van Grieken is gelijk aan die van de Nederlanders
B
De arbeidsproductiviteit van Grieken is hoger dan van de Nederlanders
C
De arbeidsproductiviteit van Grieken is lager dan van de Nederlanders

Slide 16 - Quizvraag