WEBB - Wereldeconomie 1.1 t/m 1.5

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is globalisering?

Slide 3 - Tekstslide

Globalisering
Globalisering
  • De toenemende vrije wereldhandel.

Internationale arbeidsverdeling
  • Een product wordt gemaakt en geëxporteerd door het land dat dit het beste en/of het goedkoopste kan.

Slide 4 - Tekstslide

Globalisering 

Slide 5 - Tekstslide

Waarom levert globalisering voor alle deelnemende landen meer welvaart op?

Slide 6 - Open vraag

Wat is de keerzijde van globalisering?

Slide 7 - Open vraag

Oorzaken internationale handel
Er is internationale handel omdat landen niet alle producten of diensten 
zelf kunnen produceren of leveren. 

Dit is met name vanwege:
(1) Klimaat: koffie, bananen, avocado, bepaalde vissen.
(2) Grondstoffen/producten/diensten zijn er niet (voldoende): olie, goud, elektriciteit, klei, graan.
(3) (Kost)prijzen zijn lager: sinaasappelen, laptops, kleding, bouwwerkzaamheden.
(4) Kwaliteit beter in het buitenland: smartphones, films en series.
(5) Ruimere keuze: auto's, supermarkt (meerdere soorten van alles).

Slide 8 - Tekstslide

EXPORT
IMPORT
Overzicht import en export

Slide 9 - Tekstslide

Internationale concurrentiepositie
De internationale concurrentiepositie geeft aan in hoeverre een land in staat is om beter en/of goedkoper te produceren dan andere landen.

Slide 10 - Tekstslide

Internationale concurrentiepositie
Andersom:

Slide 11 - Tekstslide

Absoluut voordeel
Wanneer je specialiseert in een taak of een product ben je daar sneller of goedkoper in dan een ander. Je hebt een absoluut voordeel in geld of tijd

Het absoluut voordeel is daarom altijd een getal 

 



Slide 12 - Tekstslide

Absoluut voordeel
Een voordeel in een aantal benodigde uren per jaar

Voorbeeld:


Slide 13 - Tekstslide

Absoluut voordeel
Een voordeel in een aantal benodigde uren per week.
Voorbeeld:

Slide 14 - Tekstslide

Comparatief voordeel

Marcel heeft bij koken een comparatief voordeel ten opzichte van de kinderen verzorgen. 

Slide 15 - Tekstslide

Comparatief voordeel
Maar als je niet de snelste of goedkoopste (absoluut voordeel) bent, kan je nog wel een comparatief voordeel hebben. Dan kies je voor de optie waarin je relatief het kleinste verschil hebt met de ander. 

Het comparatief voordeel is daarom altijd een percentage of een factor

 



Slide 16 - Tekstslide

Oefenopgave: berekenen comparatieve kostenverschillen
Er zijn twee landen, A en B, die beide twee goederen consumeren (X en Y). 
Gegeven is wat het kost om de twee goederen in elk land te maken:

Slide 17 - Tekstslide

Opofferingskosten

Slide 18 - Tekstslide

In welke taak heeft Jo
een comparatief
voordeel?
was
koken
Miep
1,5
2
Jo
2
3
A
was, want 2>3
B
koken, want 3>2
C
was, want 2/ 1,5= +33%
D
koken, want 3/2= +50%

Slide 19 - Quizvraag


A
Japan op voedsel en NL op computers
B
Japan op computers en NL op voedsel
C
Er is geen comparatief voordeel
D
Nederland heeft geen voordeel

Slide 20 - Quizvraag

NL Jpn
Computer 25 10
Voedsel 50 40

De opofferingskosten zijn als volgt:
A
NL voedsel: 2 computers Jpn voedsel: 4 computers Jpn computers: 0,25 voedsel
B
NL voedsel: 2 computers Jpn voedsel: 0,25 computers Jpn computers: 4 voedsel
C
NL voedsel: 2 computers Jpn voedsel: 0,25 computers Jpn computers: 4 voedsel
D
NL voedsel: 0,5 computers Jpn voedsel: 0,25 computers Jpn computers: 4 voedsel

Slide 21 - Quizvraag

Aan het werk
Maken 1.1 t/m 1.5
Nakijken
  • Wat heb je goed gedaan?
  • Wat kun je beter doen?
Lees de tekst
  • Onderstrepen
  • Samenvatten

Slide 22 - Tekstslide