30-1-2025 spreekvaardigheid

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch

Slide 1 - Tekstslide

der Unterrichtsplan

* Reader Examenidioom: signaalwoorden functie: tegenstelling en tijd

* Na klar: Kapitel 3 Lektion 2 Opg. 1 en 5 nakijken. 
* Na klar: Kapitel 3 Lektion 2 Opg. 3
* voorbereiding mondeling ' personen beschreiben'

  

Slide 2 - Tekstslide

die  Lernziele

- je kent de betekenis van de woorden in de Reader Examenidioom: de signaalwoorden onder de functie 
tegenstelling en tijd.

-je kent het verschil in uitspraak tussen -ei/-ie en -au/-äu / -eu. 

- je kunt jezelf beschrijven in het Duits.

  

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent het woord: sondern?

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent het woord: obwohl?

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent het woord: statt/anstatt

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent het woord: dennoch?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent het woord: während ?

Slide 8 - Open vraag

als
trotzdem
aber
dann
zum Schluss
oder
tijd
tegenstelling

Slide 9 - Sleepvraag

23-1-2024 Aussprache
Kapitel 3 
Lektion 2 Aufg. 1 und 5 kontrollieren. 

Slide 10 - Tekstslide

Aussprache

Slide 11 - Tekstslide

23-1-2024 Aussprache
Aussprache üben.

Kapitel 3 Lektion 2 

*  de klinkercombinatie - ei spreek je uit als ai: ein Ei

* de klinkercombinatie - ie spreek je uit als een lange -i : liegen

* de klinkercombinatie - au spreek je uit als - au: Baum

* de klinkercombinatie: - äu spreek je uit als - oi: Bäume

* de klinkercombinatie: - eu spreek je uit als - oi: heute

Slide 12 - Tekstslide

23-1-2024 Aussprache
Aufgabe 3 und 6 machen ( gemeinsam)

Seite: 97, 98. 




Slide 13 - Tekstslide

23-1-2024 Aussprache
Aussprache üben.

1. Beine 
2. Träume
3. Wiese
4. Leute
5. biegen
6. grausam


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Pak een schrift --> Nimm ein Heft

Beschreibe dich selbst. 
* Wer bist du?  (Name, Alter, Wohnort)
* Was hast du an? /Was trägst du?
* Was sind deine Eigenschaften (eigenschappen)? 

* Gebruik hierbij: Kapitel 2 Bildwörterbuch und Redemittel Lektion 2, auf Seite 123. 

Slide 23 - Tekstslide


                       Hausaufgaben: Leer reader                                                 examenidioom benadrukking en                                                    beperking. 
                                Maak de beschrijving van jezelf af. 










Slide 24 - Tekstslide