Noteer het onderwerp en de persoonsvorm die daarbij hoort.
a Adhira doneert elke maand tien euro aan een goed doel.
b In onze wijk branden 's nachts alle straatlantaarns op halve sterkte.
c. Alle broodjes in de kantine kosten twee euro.
d. Vijftien mensen met hun hond deden mee aan de hondentraining