W23 - 1VH Grammatica woordsoorten H6 NN

week 23 (2 t/m 5 juni)
Volgende week is het zover: dan zien we elkaar weer op school. Ik verheug me erop jullie allemaal in goede gezondheid te zien. We gaan door met de online lessen. Wanneer jullie vragen hebben, maak dan eventueel van te voren aantekeningen in je schrift hierover, zodat je nog weet wat je mij wilt vragen.

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

week 23 (2 t/m 5 juni)
Volgende week is het zover: dan zien we elkaar weer op school. Ik verheug me erop jullie allemaal in goede gezondheid te zien. We gaan door met de online lessen. Wanneer jullie vragen hebben, maak dan eventueel van te voren aantekeningen in je schrift hierover, zodat je nog weet wat je mij wilt vragen.

Slide 1 - Tekstslide

vorige week
Voor de leerlingen die nog problemen hebben met online werken volgen in de dia's hierna de antwoorden bij de opdrachten van vorge week. Het is de bedoeling dat iedereen online werkt, dus doe je best om de problemen die je (nog) hebt op school op te lossen. Alleen schrijfopdrachten stuur je altijd naar mij per mail.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De Pitch
Vergeet niet de inhoud van je Pitch aan mij te mailen, zoals bij de opdrachten van week 22 staat vermeld. Via Magister! Ik heb van enkele leerlingen al iets ontvangen. Je Pitch moet er keurig uitzien en in een Word bestand staan, dus niet zomaar in een losse mail aan mij, zoals ik inmiddels gekregen heb van sommige leerlingen. Let op interpunctie, hoofdletters en goed lopende zinnen. Als dit niet in orde is, keur ik je Pitch af en krijg je één keer de kans  om verbeteringen aan te brengen. Daarna volgt er een cijfer.

Slide 9 - Tekstslide

Grammatica: woordsoorten
Vorige weken hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld als 'zinsdeel'. Deze week gaan we het bijwoord als 'woordsoort' behandelen. 
De bijwoordelijke bepaling en het bijwoord hebben met elkaar te maken. Lees de uitleg in je boek hierover op bladzijde 180 en de dia's met mijn uitleg heel goed; bekijk het filmpje. Maak daarna de quizvragen.

Slide 10 - Tekstslide

Bijwoord
Zoals ik hierboven al schreef hebben de bijwoordelijk bepaling en het bijwoord met elkaar te maken. Het is namelijk zo dat, wanneer een bijwoordeling bepaling maar uit één woord bestaat bij de zinsontleding, dit ene woord altijd een bijwoord is bij het benoemen van de woordsoorten. Als een bijwoordelijke bepaling uit meer dan één woord bestaat, zit daar géén bijwoord bij. Het bijwoord staat óf alleen in een zin óf maakt deel uit van een ander zinsdeel. Wij  / hebben  /  een heel gezellig uitstapje / gemaakt

Slide 11 - Tekstslide

vraagwoorden
De vraagwoorden die je gebruikt om een bijwoordelijke bepaling te vinden noemen we bij het benoemen van de woordsoorten bijwoorden. Wanneer gaan jullie op vakantie?  wanneer = bijwoord
Hoe heb jij je proefwerk gemaakt? hoe = bijwoord
Waarom doe je zo? waarom = bijwoord


Slide 12 - Tekstslide

Een bijwoord zegt iets over
- een werkwoord : die auto / rijdt / hard

- een bijvoeglijk naamwoord : mijn tante / eet / een erg lekker koekje

- een ander bijwoord : hij / ging / heel vroeg / slapen

Slide 13 - Tekstslide

Let op !!
Sommige woorden kunnen zowel een bijwoord als een bijvoeglijk naamwoord zijn. Dan moet je goed kijken waar het woord bijhoort. Als het iets zegt over een zelfstandig naamwoord, is het een bijvoeglijk naamwoord . 
ik lees een mooi boek  : mooi = bn
maar: hij speelt mooi piano  : mooi = bw 

Slide 14 - Tekstslide

OEFENEN
Bekijk het volgende filmpje en de dia's. Maak daarna de quizvragen. Je herkent de bijwoorden en je kunt onderscheid (= verschil) maken tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Hij loopt hard.

Het bijwoord hard -> zegt iets over het werkwoord lopen.

(Hoe loopt hij ?)

Slide 17 - Tekstslide

Hij loopt heel hard.

Het bijwoord heel -> zegt iets over het andere bijwoord hard .

(Hoe hard loopt  hij ?)

Slide 18 - Tekstslide

Het is een ontzettend mooi huis !

Het bijwoord ontzettend -> zegt iets over

het bijvoeglijk naamwoord mooi .

Slide 19 - Tekstslide

's Morgens ga ik altijd naar de wc.

Het bijwoord 's morgens -> zegt iets over

 de tijd

(wanneer ?)

Slide 20 - Tekstslide

Hier heb ik het gevonden !

Het bijwoord hier -> zegt iets over 

de plaats

(waar?)

Slide 21 - Tekstslide

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

1) Natuurlijk zijn gamers in vergelijking met sporters erg ongezond.
A
natuurlijk, erg
B
natuurlijk, erg, ongezond
C
erg,ongezond

Slide 22 - Quizvraag

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

2) In de wintermaanden moesten we dagelijks levertraan slikken.
A
wintermaanden
B
dagelijks
C
dagelijks, levertraan
D
levertraan

Slide 23 - Quizvraag

Haal alle voorzetsels uit deze zin:

3) Waardoor kun je overdag de sterren niet zien?
A
waardoor
B
je
C
niet
D
-

Slide 24 - Quizvraag

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

3) Waardoor kun je overdag de sterren niet zien?
A
waardoor, overdag
B
niet
C
overdag, niet
D
waardoor, overdag, niet

Slide 25 - Quizvraag

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

4) Na de oorlog begon ons land onmiddellijk aan de wederopbouw.
A
oorlog
B
onmiddellijk
C
wederopbouw
D
-

Slide 26 - Quizvraag

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

5) Wij moesten tijdens de gymles erg hard lachen.
A
erg
B
hard
C
erg, hard
D
lachen

Slide 27 - Quizvraag

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

6) Dankzij het internet kun je tegenwoordig archiefstukken thuis lezen.
A
tegenwoordig
B
tegenwoordig, thuis
C
thuis
D
thuis lezen

Slide 28 - Quizvraag

Alle woordsoorten door elkaar. Ontleed woord voor woord!
1) Tijdens de officiële opening van de expositie heeft het publiek de kunstenaar niet gezien.

Slide 29 - Tekstslide

2) Johan heeft helaas een ontzettend verschrikkelijke jeugd gehad.

Slide 30 - Tekstslide

huiswerk
Maak alle opdrachten van Grammatica hoofdstuk 6, woordsoorten, op bladzijde 180 en 181. 
Ook áltijd de startopdracht maken, tenzij ik iets anders aangeef.
Daarna maak je van De brug op bladzijde 260 opdracht 16 en 17.

Slide 31 - Tekstslide

Pitch
Jullie hebben allemaal je tekst voor de Pitch inmiddels bij mij ingeleverd. Hiervoor krijg je een cijfer. Ik heb jullie gemaild dat je één keer de kans krijgt de tekst aan te passen wanneer ik deze afkeur. Mocht het zo zijn dat ik nog een aangepaste tekst van je krijg vergeet dan niet de titel van je boek en de schrijver te vermelden. Dit heb ik jullie in de klas al een paar keer uitgelegd. 

Slide 32 - Tekstslide

Lezen
Als het goed is heeft iedereen nu drie boeken of meer gelezen. Als dit niet zo is, zorg dan dat je heel snel aan je derde boek begint. In afwijking van wat ik eerder schreef, kun je geen boek bij de mediatheek reserveren, want deze is gesloten. Je leent dus een boek bij de (digitale) bibliotheek. Zorg dat je de boeken van de mediatheek, die je nog in je bezit hebt, mee naar school neemt en in de winkelwagen bij de conciërge deponeert.

Slide 33 - Tekstslide

nu aan de slag
Begin op tijd met deze weektaak, want het wordt een drukke week voor ons allemaal. We hebben elkaar bijna drie maanden niet gezien. Ik ben heel benieuwd hoe het met jullie gaat. Echter, we hebben eerst weer een lekker lang weekend. Geniet daarvan en probeer uitgerust op school te komen.
                        SUCCES EN TOT VOLGENDE WEEK !

Slide 34 - Tekstslide