In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Grammatica 5.7
Welkom in deze digitale les,
fijn dat je er bent!
Slide 1 - Tekstslide
In deze les leg ik uit:
Waar je het document kunt vinden met de opdrachten.
Hoe je de opdrachten gaat maken.
De theorie die je daarvoor nodig hebt.
Wanneer je het af moet hebben.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe maak ik de opdrachten?
Vanaf nu maak je de opdrachten niet (meer) in je schrift of werkboek, maar ga je digitaal, (dus op je I-Pad, of laptop of computer) de opdrachten maken.
Geef zo duidelijk en uitgebreid mogelijk antwoord.
In de mail zit je doelenkaart voor 5.5, 5.7 en 5.8, gebruik deze goed, zo weet je wat je nog lastig vindt en kun je mij ook de goede vragen stellen.
Er is een vast moment om vragen te stellen via een livestream en je mag mij mailen.
Slide 3 - Tekstslide
Waar vind ik de lessen van deze week?
In magister in je weekrooster, bij de eerste les Nederlands van de week.
Je doelenkaart zet ik in de mail
Slide 4 - Tekstslide
Wanneer heb ik de opdrachten af?
Aan het eind van de week, dus uiterlijk op vrijdag 8 mei heb je de opdrachten af. Maak dus een goede planning voor de hele week.
Ik kan dat digitaal zien, je hoeft deze week dus niets toe te sturen van het gemaakte huiswerk, behalve wanneer je niet in kunt loggen, dan maak je een foto van je gemaakte werk in je boek of schrift en mail je dat mij.
Slide 5 - Tekstslide
Uitleg van de theorie 5.7
In deze les krijg je uitleg over:
persoonlijk voornaamwoord (PSV)
onderwerps- en voorwerpsvorm
bezittelijk voornaamwoord (BZV)
Slide 6 - Tekstslide
Doelen 5.7
Ik leer het persoonlijkvoornaamwoord te benoemen.
Ik leer hoe ik de onderwerps- en voorwerpsvorm kan herkennen.
Ik leer het bezittelijk voornaamwoord te benoemen.
Slide 7 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord (PSV)
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst meestal naar één of meerdere personen of dingen. Het staat vaak in de plaats van een zelfstandig naamwoord.
De persoonlijke voornaamwoorden komen twee vormen voor:
1. onderwerpsvorm (psv = onderwerp)
2. voorwerpsvorm (psv = lv of mv).
Slide 8 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord (2)
Persoonlijke voornaamwoorden: - hebben een onderwerps-en een voorwerpsvorm, - hebben een getal (1e, 2e of 3e persoon), - zijn enkelvoud of meervoud.
Slide 9 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord (BZV)
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord. Daartussen kunnen nog wel andere woorden staan.
BZN + zelfstandig naamwoord:
Mijnmoeder heeft jouwbroertje geholpen met zijnhuiswerk.
BZN + ander woord + zelfstandig naamwoord:
Mijn aardige moeder heeft jouw vervelende broertje geholpen met zijn moeilijke huiswerk.
Slide 10 - Tekstslide
Uitlegvideo
Hierna volgt een uitlegvideo over het persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord.
Als je het handig vindt, kun je de video stopzetten en aantekeningen maken.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Ga nu oefenen
De opdrachten van 5.7 grammatica die je deze week gaat oefenen zijn: