de taal verandert

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taal is net als de mensen, het verandert in de loop van de tijd.
hebban olla vogala 
nestas hagunnan
hinase hic enda thu 
wat unbidan we nu
dit is (bijna) de oudste tekst in het Nederlands, 
die we ooit gevonden hebben

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taal verandert!
Van (1075):
Hebban olla vogala nestas hagunan kinase hic ens thu wat unbidan we nu.

naar (nu):
Alle vogels hebben al nestjes gemaakt, behalve jij en ik, waar wachten we nog op?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom verandert taal?

Hoe zei je in 1900 dat je iemand moest 'appen'? 

Wisten we vijf jaar geleden wat een 'coronatest' of een 'lockdown' was? 

Bedoel je als je gaat 'shoppen' net iets anders dan als je zegt dat je gaat winkelen?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk het volgende filmpje eens.. Wat vind jij hiervan?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het dat taal verandert?

Zoek de herkomst van de woorden op de volgende dia op. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het dat taal verandert?

Zoek de betekenis van de woorden op de volgende dia op. 
deze woorden komen al voor in de 19e en 20e eeuw
deze woorden zijn er pas sinds het begin van de 21e eeuw

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Restaurant
Shoppen
Überhaupt
E-mail
Sowieso
Paraplu
Agenda
Bureau
Fatoe
Patta
Osso
Skeer
Doekoe
Fittie
Fissa
Loesoe
uit onze buurlanden:
het Frans, het Duits 
en het Engels
uit de talen van nieuwkomers: het Turks, het Marokkaans en    het Surinaams
timer
25:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Restaurant
Shoppen
Überhaupt
E-mail
Sowieso
Paraplu
Agenda
Bureau

Fatoe
Patta
Osso
Skeer
Doekoe
Fittie 
Fissa
Loesoe

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taalcontact?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even vergelijken
Nederlands      vader      broer         naam

Oud-Indisch     pitar       bhratar      naman 

Grieks
               pater     phrater       onoma 

Latijn
                pater      frater          nomen 

Frans
                père       frère           nom 

Duits
                 Vater     Bruder        Name 

Engels
              father     brother       name 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stamboom 
van de talen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind jij ervan dat de Nederlandse taal verandert?


Bekijk het volgende filmpje. 
Schrijf op: welke uitspraak past het beste bij jou mening?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gebruiken sommige mensen straattaal en sommige mensen niet?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Koelkast of ijskast?
Plee of toilet?
Taartje of gebakje?
Pantalon of broek?
Pak of kostuum?
Eet smakelijk
of
Bon Appetit?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Straattaal of corpsbal?
Andere woorden, wat nog meer?

Kijk het volgende filmpje eens, wat valt je op aan de uitspraak?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

tweede deel van de les
hoe geef je een antwoord?

dat hangt ook af van de vraag
is het 
een open vraag
of
een gesloten vraag?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Loop je even mee naar huis?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wil jij later profvoetballer worden?
A
Gesloten vraag
B
Open vraag

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer beginnen de Olympische Spelen?
A
Gesloten vraag
B
Open vraag

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom doe jij zo boos vandaag?
A
Gesloten vraag
B
Open vraag

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn open en gesloten vragen?
  • Open vragen beginnen met woorden als 'wie', 'wat', 'wanneer', 'waarom' en 'hoe' en nodigen uit om uitgebreid te antwoorden. 

  • Gesloten vragen hebben vaak als antwoord 'ja' of 'nee' of een ander kort antwoord.

Slide 30 - Tekstslide

Geef de definitie en leg kort uit wat het verschil is tussen open en gesloten vragen.
Voorbeeldvragen
Gesloten vraag
Hou je van de natuur?

Open vraag
Waarom hou je van de natuur?

Slide 31 - Tekstslide

Geef voorbeeldvragen van open en gesloten vragen.
Wanneer een open of een gesloten vraag?
Open vragen: gebruik je als je meer informatie wilt krijgen


Gesloten vragen: gebruik je als je snel bepaalde informatie wilt krijgen of om het gesprek te sturen.

Slide 32 - Tekstslide

Leg uit wanneer het handig is om open vragen te stellen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open vraag

lang antwoord: 

de persoon die de vraag beantwoord bepaalt zelf wat hij zegt

vb: Wat zijn jouw hobby's?


Gesloten vraag

kort antwoord: 

ja of nee.



vb: Vind je sport leuk?

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een open of gesloten vraag?
Wil je iets drinken?
A
open
B
gesloten

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de volgende vraag een open of gesloten vraag?

Wat heb je tijdens je vakantie gedaan?
A
Open
B
Gesloten

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de volgende vraag een open of gesloten vraag?

Hoe kom je aan je blessure?
A
Open
B
Gesloten

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld van een gesloten vraag.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld van een open vraag.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

snap je een open en gesloten vraag?
0100

Slide 41 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Presentatieopdracht
In groepjes onderzoek doen naar een thema dat met taalverandering te maken heeft en hierover presenteren. 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoeksverslag
In jouw onderzoeksverslag beantwoord je in ieder geval de volgende vragen:
- Wat is taalverandering? Je geeft hierbij verschillende voorbeelden van taalverandering. 
- Wat zijn verklaringen voor het ontstaan van taalverandering? 
-  Wat vind jij ervan dat de Nederlandse taal verandert?

Om antwoord te geven op deze laatste vraag mag je best eens met je klasgenoten discussiëren? Is taalverandering taalverloedering of juist broodnodig?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maar eerst..
Cursus 4 Taal - § 3 Taalverandering
Opdracht 1 t/m 3

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies