Na Klar Kap 4 les 5

Les 5
Lernziel: 
Je kan de 4de naamval toepassen.

Inhalt:
uitleg 4de naamval
herhaling
zelfstandig werken






1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 5
Lernziel: 
Je kan de 4de naamval toepassen.

Inhalt:
uitleg 4de naamval
herhaling
zelfstandig werken






Slide 1 - Tekstslide

4de naamval
Noteer in je schrift:
Wanneer gebruik je de 4de naamval?

Slide 2 - Tekstslide

4de naamval
Je gebruikt de vierde naamval bij: 
* voorzetsels: durch, für, gegen, ohne, um, 
* lijdende voorwerp --> hoe zoek je het lijdende voorwerp op?

Slide 3 - Tekstslide

vierde naamval
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e nv
der
die
das
die
4e nv
den
die
das
die

Slide 4 - Tekstslide

vierde naamval
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e nv
ein -
eine
ein-
eine
4e nv
einen
eine
ein-
eine

Slide 5 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij
het
ich
du
er
sie
es
mein
dein
sein
ihr
sein
mijn
jouw
zijn
haar
zijn

Slide 6 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
wij
jullie
zij
u
wir
ihr
sie
sie
unser
euer/eur
ihr
Ihr
onze/ons
jullie
hun
uw

Slide 7 - Tekstslide

.... Mann ist alt.
A
der
B
den

Slide 8 - Quizvraag

Er hat (een) Buch (o) gekauft.
A
ein
B
einen
C
eine

Slide 9 - Quizvraag

Wir reden gegen (een) Gruppe (mv).
A
eine
B
ein
C
einen

Slide 10 - Quizvraag

Mein Vater spricht (onze) Dozent (m).

Slide 11 - Open vraag

Durch (uw) Hilfe ist das gelungen.

Slide 12 - Open vraag

Gebiedende wijs enkelvoud van:
lesen
A
liesst!
B
liest!
C
lies!
D
lesen!

Slide 13 - Quizvraag

Gebiedende wijs meervoud van:
reden
A
redt!
B
redet!
C
reden!
D
reden Sie!

Slide 14 - Quizvraag

Gebiedende wijs beleefdheidsvorm van:
tun
A
tu!
B
tust!
C
tunen Sie!
D
tun Sie!

Slide 15 - Quizvraag

Gebiedende wijs enkelvoud van:
laufen

Slide 16 - Open vraag

Zelfstandig aan de slag
Iedereen gaat zelfstandig aan de slag met de online opdrachten 22 t/m 25 (gram)
Opdr 22: wat is het onderstreepte zinsdeel: onderwerp/lijdend voorwerp
Opdr 23: geef aan wat het onderwerp is en of er een lijdend voorwerp in de zin zit
Opdr 24: vul het schema helemaal in en gebruik Grammtica B uit je TB
Opdr 25: Vul de juiste uitgangen in.




Slide 17 - Tekstslide

De vierde naamval is
A
pittig
B
prima
C
lastig
D
ok

Slide 18 - Quizvraag

Hausaufgaben
1. Indien niet af tijdens deze les: maken opdr  22 t/m 25 in Online Na Klar omgeving.
2. Leren: lernbox 1 +  Gram A+B (TB S88t/m 90)

Slide 19 - Tekstslide