Spellingtoets tweede klas hv

Spellingtoets 2mhv

Deze toets heeft 13 vragen over werkwoordspelling
en 14 vragen over andere spellingscategorieën.
Je hebt 1 les de tijd.
Succes! 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spellingtoets 2mhv

Deze toets heeft 13 vragen over werkwoordspelling
en 14 vragen over andere spellingscategorieën.
Je hebt 1 les de tijd.
Succes! 

Slide 1 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd in.
Hij ....(begeven) zich op glad ijs.



A
begeevt
B
begeefdt
C
begeevdt
D
begeeft

Slide 2 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd in.
Hij ....(begeven) zich op glad ijs.



A
begeevt
B
begeefdt
C
begeevdt
D
begeeft

Slide 3 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd in.

Wat .... (leiden) jou hiernaartoe?



A
leid
B
leidde
C
leidt
D
leit

Slide 4 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in.

Ik .... (zweven) in mijn dromen urenlang door het heelal.
A
zweevde
B
zweefte
C
zweefde
D
zwevte

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in.

Hij .... (deleten) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in.

In de wei .... (blaten) het schaap.
A
blate
B
blatte
C
blaatte
D
blaatten

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in.

Anton .... (hoesten) heel erg, omdat hij verkouden was.
A
hoeste
B
hoestte
C
hoesten
D
hoestten

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het voltooid of onvoltooid deelwoord?

Het doelpunt werd door de VAR .... (goedkeuren).
A
goedgekeurd
B
goedgekeurt
C
goedkeurend

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het voltooid of onvoltooid deelwoord?

Al jaren gaat Fenna .... (wandelen) naar school.
A
gewandeld
B
gewandelt
C
wandelent
D
wandelend

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het voltooid of onvoltooid deelwoord?

De Apple iPhone 13 is in september .... (introduceren).
A
geïntroduceert
B
geïntroduceerd
C
introducerend

Slide 11 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
Het .... (verzinnen) verhaal
A
verzonnen
B
verzonne
C
verzonde
D
verzonden

Slide 12 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
De .... (stranden) reiziger.
A
gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande

Slide 13 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
De .... (redden) zwemmer.
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 14 - Quizvraag

Opa en oma gaan mee naar de ....
A
diplomauitreiking
B
diploma uitreiking
C
diploma-uitreiking

Slide 15 - Quizvraag

In de voorjaarsvakantie gaan wij ... in Oostenrijk.
A
skien
B
skiën
C
skieen
D
skieën

Slide 16 - Quizvraag

Het nieuwe lesrooster is nog niet ....
A
officieel
B
officiëel

Slide 17 - Quizvraag

Pieter heeft een heel lief ...
A
omatje
B
oma'tje
C
omaatje
D
omaa'tje

Slide 18 - Quizvraag

Op de deur was een ... geplakt.
A
A4tje
B
A4'tje
C
A4-tje
D
A4 tje

Slide 19 - Quizvraag

Dit is ... boek.
A
Wesleys
B
Wesley's

Slide 20 - Quizvraag

We hebben gisteren genoten van de ... van mijn moeder.
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groentessoep

Slide 21 - Quizvraag

... staat het huis van mijn beste vriendin.
A
Hier tegen over
B
Hier tegenover
C
Hiertegen over
D
Hiertegenover

Slide 22 - Quizvraag

In onze tuin staat een ... bankje
A
ijzere
B
ijzeren

Slide 23 - Quizvraag

Alle leerlingen zaten om een ... tafel.
A
ovale
B
ovalen

Slide 24 - Quizvraag

Kunnen jullie ... nu even opletten?
A
beide
B
beiden

Slide 25 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
A
Anna vroeg: 'Zullen we op 1 februari naar Leeuwarden gaan?'
B
Anna vroeg, 'Zullen we op 1 februari naar Leeuwarden gaan?'
C
Anna vroeg: Zullen we op 1 februari naar Leeuwarden gaan?
D
Anna vroeg, Zullen we op 1 februari naar Leeuwarden gaan?

Slide 26 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
A
‘Let goed op,’ zei onze docent, ik ga het nu uitleggen.
B
Let goed op, zei onze docent, ‘ik ga het nu uitleggen.’
C
‘Let goed op,’ zei onze docent, ‘ik ga het nu uitleggen.’
D
‘Let goed op’ zei onze docent, ik ga het nu uitleggen.

Slide 27 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
A
Zo ontzettend balen; ik heb een onvoldoende op wiskunde.
B
Zo ontzettend balen: ik heb een onvoldoende op wiskunde.

Slide 28 - Quizvraag