In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 8 min
Onderdelen in deze les
Maatschappijleer
Criminaliteit
Hoofdstuk 4
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma
Leerdoelen
Instructie criminaliteit
Leerdoelen checken + oefenen
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je uitleggen...
wat het verschil is tussen een misdrijf en overtreding.
wat de oorzaken van criminaliteit zijn.
wie er allemaal betrokken is bij een rechtszaak.
Slide 3 - Tekstslide
Misdrijf of overtreding?
Slide 4 - Tekstslide
5 belangrijke oorzaken van crimineel gedrag
Slechte opvoeding
Groepsgedrag
Alcohol of drugs
Spijbelen of schooluitval
Biologische factoren
Slide 5 - Tekstslide
Wie is er allemaal betrokken bij een rechtszaak?
Slide 6 - Woordweb
3 belangrijke mensen:
De verdachte met zijn/haar advocaat
De officier van justitie
De rechter
Slide 7 - Tekstslide
Leerdoelen checken
Aan het einde van de les kan je uitleggen...
wat het verschil is tussen een misdrijf en overtreding.
wat de oorzaken van criminaliteit zijn.
wie er allemaal betrokken is bij een rechtszaak.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is een misdrijf
A
Ernstige strafbare feiten zoals moord of drugshandel
B
Strafbare feiten die minder erg zijn zoals scooter rijden zonder helm.
Slide 9 - Quizvraag
Wie is de voorzitter in een rechtszaak?
A
De rechter
B
De verdachte
C
De OVJ
D
De advocaat
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een overtreding?
A
Doorlopen waar een bord “verboden toegang” staat.
B
Een fiets stelen.
C
Een schuurtje openbreken.
D
Iemand een klap geven.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het misdrijf?
A
rijden zonder licht
B
door rood rijden
C
appen op de fiets
D
een boek stelen
Slide 12 - Quizvraag
Wie zijn altijd aanwezig bij een rechtszaak?
A
Officier van Justitie, Advocaat, Rechter
B
Officier van Justitie, Verdachte, Rechter
C
Advocaat, Verdachte, Rechter
D
Officier van Justitie, Advocaat, Verdachte
Slide 13 - Quizvraag
Overtredingen zijn:
A
minder ernstig strafbare feiten
B
ernstig strafbare feiten
Slide 14 - Quizvraag
Welke oorzaak van criminaliteit hoort bij de volgende beschrijving: '' Ouders hebben een voorbeeldfunctie, maar zij kunnen er ook voor zorgen dat je een slecht voorbeeld hebt''?