3. Nederlandse stadswijken

Herhalen 1.2
Wat is een stad?
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalen 1.2
Wat is een stad?

Slide 1 - Tekstslide

Een stad heeft meer dan ... inwoners
A
1000
B
25000
C
50000
D
100000

Slide 2 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van een voorziening?
A
Ziekenhuis
B
Winkelcentrum
C
Theater
D
Verstedelijking

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent een hoge bevolkingsdichtheid?
A
Er wonen veel mensen in een stad.
B
Er wonen veel mensen dicht bij elkaar.
C
Er wonen meer mensen in een stad dan in een dorp.
D
Er wonen veel mensen in de buurt van voorzieningen.

Slide 4 - Quizvraag

Urbanisatie betekent:
A
Mensen verhuizen van het platteland naar de stad.
B
Mensen verhuizen naar de hoofdstad van het land.
C
Mensen verhuizen van de stad naar het platteland.
D
Mensen reizen dagelijks naar een andere stad om te werken.

Slide 5 - Quizvraag

Nederlandse stadswijken
Nederlandse stadswijken

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen 
BK
  • Je kent de verschillen tussen de soorten stadswijken
  • Je kunt de verschillen tussen de stadswijken verklaren

    KGT TH
  • Je kunt stadswijken uit vijf verschillende perioden herkennen
  • Je kunt de verschillen tussen de stadswijken uit vijf verschillende perioden verklaren
HV
  • Je kunt stadswijken uit zes verschillende perioden herkennen
  • Je kunt de verschillen tussen de stadswijken uit zes verschillende perioden verklaren

Slide 7 - Tekstslide

Opbouw stad
Eerst de meest simpele opbouw. Dit is nergens in de werkelijkheid. 

Slide 8 - Tekstslide

binnenstad
nieuwe woonwijken
oude woonwijken

Slide 9 - Sleepvraag

oude woonwijken
park 
industrie
centrum
nieuwe woonwijken

Slide 10 - Sleepvraag

Het stadscentrum
  • Het bruisende deel van de stad.
  • Vaak oudste deel van de stad. 
  • Kerk en markt 
  • In de Middeleeuwen ontstaan (1000 na Chr.)

Slide 11 - Tekstslide

De arbeiderswijken 
  • Om het centrum heen
  • Vroeger: huizen en fabrieken, nu alleen huizen
  • Niet heel groot, wel dicht op elkaar
  • Slechte kwaliteit 

Slide 12 - Tekstslide

 Vooroorlogse wijken

  • Betere kwaliteit dan arbeiderswoningen.
  • Eerste eengezinswoningen
  • Om arbeiderswoningen. heen, meer groen.

Slide 13 - Tekstslide

De naoorlogse wijken 
  • Woningnood
  • 1950 - 1970
  • jonge gezinnen met kinderen
  • veel groen

Slide 14 - Tekstslide

De jaren 70 wijken 
  • Eengezinswoningen 
  • 1970 - 1985
  • Kronkelige straten, speels
  • Ruim opgezet
  • Verder bij het centrum vandaan 

Slide 15 - Tekstslide

Nieuwbouwijken
  • Aan de rand van de stad
  • Na 1985
  • Ruim opgezet
  • Veel groen
  • Gezinnen

Slide 16 - Tekstslide

1. Wanneer zijn deze huizen gebouwd? Hoe zie je dat?
2. Wanneer zijn deze huizen gebouwd? Hoe zie je dat?

Slide 17 - Tekstslide

Iedereen aan het werk. (huiswerk)
Overslaan!: atlas en online vragen.
BK: H1.3, maken 1 t/m 10 (p. 8-9, werkboek)
KGT: H1.3, maken 1 t/m 10 (p. 22 t/m 25)
TL/H: H1.3, maken 1 t/m 11 (p. 22 t/m 26)
H/VWO: H1.3, maken 1 t/m 8 (p. 18 t/m 23) 




10 minuten in stilte. 
Klaar? 
Ga verder met de volgende opdrachten. In stilte!

Slide 18 - Tekstslide

Iedereen aan het werk. (huiswerk)
Overslaan!: atlas en online vragen.
BK: H1.3, maak alle opdrachten (p. 8-9, werkboek)
KGT: H1.3, maak alle opdrachten (p. 22 t/m 25)
TL/H: H1.3, maak alle opdrachten (p. 22 t/m 26)
H/VWO: H1.3, maak alle opdrachten (p. 18 t/m 23) 




10 minuten in stilte. 
Klaar? 
Ga verder met de volgende opdrachten. In stilte!

Slide 19 - Tekstslide

Kahoot
Neem je aantekeningen van 1.2 en 1.3 door. 
Kijk welke begrippen in de leerteksten staan van 1.2 en 1.3.


Slide 20 - Tekstslide

Maak twee foto's. Eerst een foto van de oudste huizen en daarna een foto van de nieuwere huizen.
timer
15:00

Slide 21 - Open vraag

Van de stadsrand naar de binnenstad: 
neemt de bebouwingsdichtheid....
neemt de ouderdom van de bebouwing....
neemt de hoeveelheid groen....
neemt het aantal winkels en voorzieingen......
neemt de verkeersdrukte....

Slide 22 - Sleepvraag

Nederlandse steden hebben veel industrie vlakbij het centrum.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

In het centrum van een stad vind je vaak veel winkels.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Hoe word het centrum van een stad genoemd?
A
Oude woonwijken
B
Nieuwe city
C
City West
D
Historische binnenstad

Slide 25 - Quizvraag

Bekijk de bron.
In welk type woonwijk zal de leefbaarheid
over het algemeen het slechtst zijn?
A
Woonwijken 1870-1920
B
Woonwijk 1920-1940
C
Woonwijken 1950-1970
D
Woonwijken van na 1970

Slide 26 - Quizvraag

Woonwijken liggen in het stadscentrum.
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

Grote meubelwinkels liggen vooral in
A
Binnenstad
B
stadscentrum
C
woonwijken
D
bedrijventerreinen

Slide 28 - Quizvraag

Toeristen gaan het meest kijken in de
A
binnenstad
B
stadscentrum
C
woonwijken
D
bedrijventerreinen

Slide 29 - Quizvraag

Oude woonwijken zijn:
A
Wijken rondom de binnenstad
B
Wijken buiten de ringweg
C
Wijken in de binnenstad
D
Wijken in dorpjes

Slide 30 - Quizvraag

Wat moet je nu kunnen en kennen?
 Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 31 - Tekstslide