2. Het weer in Nederland

Het weer in Nederland
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Het weer in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
• Je kunt beschrijven wat de verschillen zijn tussen gebieden in Nederland wat betreft bewolkingsgraad, neerslag, temperatuur en wind.
• Je kunt met een weerkaart een weerbericht opstellen.

Slide 2 - Tekstslide

EXAMENVRAAG

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Weer 

Toestand van de atmosfeer op 
  • een bepaald moment
  • bepaalde plek 
Klein gebied.
Veranderd snel. 
Klimaat 

Is het gemiddelde weer van een gebied over een periode van 30 jaar. 

Groot gebied
Veranderd niet snel

Slide 5 - Tekstslide

Weer en klimaat
Elk gebied heeft weer en een klimaat. 
Nederland heeft een gematigd klimaat, een zeeklimaat. 
In welke maand valt de meeste neerslag? 
Verwacht je dat deze klimaatgrafiek in de toekomst gaat veranderen? Zo ja, hoe dan? 
Zegt de hoeveelheid neerslag ook iets over de hoeveelheid dagen dat het regent? 

Slide 6 - Tekstslide

Welke uitspraak over de klimaatgrafiek van NL is juist?
A
De meeste neerslag valt in juni.
B
De gemiddelde temp is in alle maanden ongeveer hetzelfde.
C
Er valt neerslag in alle maanden van het jaar.
D
Je ziet de temp, bewolking, neerslag en wind.

Slide 7 - Quizvraag

In de koudste maand is het gemiddeld hoe warm?
Hoe warm is het in de warmste maand? 
A
1 graad
B
5 graad
C
8 graad

Slide 8 - Quizvraag

Weerbericht 
Het weer, en dus ook een weerbericht bestaat uit 4 onderdelen of weerelementen:
- Temperatuur - schaal van Celsius 
- Neerslag - in mm
- Bewolking - bewolkingsgraad 
- Wind - windkracht - Beaufort 

Slide 9 - Tekstslide

Gemiddelde temperatuur 
Gemiddelde neerslag 

Slide 10 - Tekstslide

Verschillen in Nederland 
  •  Temperatuur 
Noorden kouder dan het zuiden.
Oosten warmer dan het westen - in de winter net andersom.
  • Neerslag 
Hoe hoger, hoe meer neerslag. 
Meer neerslag boven de steden.

Kan je bedenken waar dit door komt? 
Kan je bedenken waar dit door komt? 

Slide 11 - Tekstslide

Verschillen in Nederland 

    • Bewolking
    Aan de kust minder bewolking
    • Wind 
    Aan de kust meer wind

    Slide 12 - Tekstslide

    Slide 13 - Link

    Hoe goed ken je het nu? 

    Slide 14 - Tekstslide

    Weer 
    Klimaat 
    We gaan elk jaar naar Spanje op vakantie, want daar schijnt de zon. 
    In de winter kun je vaak schaatsen op de vijver. 
    In Zeeland schijnt de zon veel vaker dan in Drenthe
    Aan het eind van de middag kan het gaan regenen. 
    Vanwege de vele buien was het gisteren rustig op de markt. 

    Slide 15 - Sleepvraag

    Wat meet je als je "het weer" wilt bepalen?
    A
    Warmte en de kou
    B
    temperatuur, neerslag en wind
    C
    Temperatuur en neerslag
    D
    Warmte en de temperatuur

    Slide 16 - Quizvraag

    Hoe kun je het klimaat van een gebied bepalen?
    A
    Je meet de warmte, neerslag en de wind.
    B
    Je meet hoe warm het is gedurende 1 jaar.
    C
    Je meet het weer over een periode van 30 jaar.
    D
    Je kijkt naar de zomer- en wintertemperatuur.

    Slide 17 - Quizvraag

    Wat is nuttige neerslag?
    A
    neerslag die verdampt
    B
    neerslag voor drinkwater
    C
    vloeibare neerslag
    D
    Neerslag wat overblijft voor plant en dier

    Slide 18 - Quizvraag

    Welk kenmerk past bij het gematigd klimaat?
    A
    Temperatuur: koud Neerslag: hele jaar neerslag
    B
    Temperatuur: warm Neerslag: hele jaar neerslag
    C
    Temperatuur: niet warm niet koud Neerslag: droge perioden
    D
    Temperatuur: niet warm niet koud Neerslag: hele jaar neerslag

    Slide 19 - Quizvraag

    Wat moet je nu kunnen en kennen? 
    Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
    Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
    Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

    Slide 20 - Tekstslide