7.1

Welkom
Welkom! 

Ga zitten volgens de plattegrond en telefoons in de telefoontas!
Pak alvast je spullen op tafel (boek, rekenmachine, pen)
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Welkom! 

Ga zitten volgens de plattegrond en telefoons in de telefoontas!
Pak alvast je spullen op tafel (boek, rekenmachine, pen)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?

  • Uitleg paragraaf 7.1
  • Maken opdrachten 7.1
  • PW bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 7.1
  • Je kunt aangeven wat er nodig is om te kunnen produceren.

  • Berekenen van de toegevoegde waarde.



Slide 3 - Tekstslide

Produceren het maken van goederen en het leveren van diensten.

  • Goederen: tastbaar (laptop, mobiel, auto)
  • Diensten: niet tastbaar, maar moet wel geproduceerd worden (kapper, schilder)

Produceren

Slide 4 - Tekstslide

.
.
Formele productie
  • Overheid en bedrijven
  • Voorbeeld: bakker bakt taart voor verkoop in de bakkerij en een wijkagent in dienst bij de overheid voor veiligheid
  • Geregistreerde productie: bekend bij overheid

.
.
Informele productie
  • Gezinsleden die onbetaald produceren voor zichzelf of voor elkaar
  • Voorbeeld: kleding strijken
  • Vrijwilligerswerk
  • Zwart werk: betaalde productie die wordt verzwegen (geen belasting betalen).


Formele en informele productie

Slide 5 - Tekstslide

Productiefactoren
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Grond, grondstoffen, water en licht

Arbeid is altijd nodig. Zelfs machines moeten gecontroleerd worden

Gebouwen, machines, gereedschap en vervoer

Slide 6 - Tekstslide

Kapitaal- en consumptiegoederen
Voor produceren zijn er hulpmiddelen nodig. Dit noemen we kapitaalgoederen, zoals machines, computers en transportmiddelen.

Als een hulpmiddel gebruikt wordt voor eigen productie, noemen we dat consumptiegoederen.

Het aanschaffen van kapitaalgoederen noem je investeren.  


Slide 7 - Tekstslide

Kapitaal- of arbeidsintensief?
Als de hoeveelheid kapitaalgoederen in een bedrijf hoog is
in verhouding met arbeid, dan noem je het
 een kapitaalintensieve productie.

Andersom kan ook, veel arbeid en weinig kapitaalgoederen. 
Dit noem je arbeidsintensieve productie.


Slide 8 - Tekstslide

Ga aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 13 van paragraaf 7.1

Tijd: 25 minuten
Eerste 5 minuten in stilte, daarna mag je zachtjes overleggen in tweetallen

      Klaar? 
Maak de rekentrainer opdracht van 7.1

timer
25:00

Slide 9 - Tekstslide

Voor het bespreken:

  • Je krijgt je toets terug
  • Controleer je aantal punten in de kantlijn
  • Controleer je cijfer met de formule op het bord
  • Wacht rustig tot we gaan beginnen
Tijdens het bespreken:

  • We zijn stil
  • Individuele vragen bewaar je tot na het bespreken
  • Klassikale vragen mogen wel (vinger opsteken, niet gaan roepen)

Slide 10 - Tekstslide