Grammar Past Simple & Past Continuous

"Past" means verleden(tijd)..
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

"Past" means verleden(tijd)..

Slide 1 - Tekstslide

timer
0:30
What do you know about
the Past Simple?

Slide 2 - Woordweb

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple wanneer..
  1. iets in het verleden is gebeurd;
  2. het is belangrijk wanneer het is gebeurd, er staat dus altijd een tijdsbepaling bij.

                                                                    I walked to school last week.

Slide 3 - Tekstslide

When do you use
the Past Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets op dit moment aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurt.
D
Wanneer iets in het verleden aan de gang was.

Slide 4 - Quizvraag

Past Simple
+ I walked to school (this morning).

- I did not (didn't) walk to school.

? Did you walk to school?
werkwoord + ed
did + not + werkwoord
Did + werkwoord

Slide 5 - Tekstslide

Past Simple
+ I ran to school (this morning).

- I did not (didn't) run to school.

? Did you run to school?
onregelmatige werkwoordenlijst 2e rijtje
did + not + werkwoord
Did + werkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Complete the sentence by using the Past Simple:
"They ... (to tell) nothing but the truth."

Slide 8 - Open vraag

Complete the sentence by using the Past Simple:
"They ... (to go) to New York last year."

Slide 9 - Open vraag

Complete the sentence by using the Past Simple:
"They ... (not / to go) to New York last year."

Slide 10 - Open vraag

Complete the sentence by using the Past Simple:
"She ... (to watch) a film last night."

Slide 11 - Open vraag

Complete the sentence by using the Past Simple:
"... she ... (to watch) a film last night."

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Past Continuous
Je gebruikt de Past Continuous wanneer..
  1. iets op een bepaald moment in het verleden aan de gang was;
  2. je iets in het verleden aan het doen was.

! Het is de duurvorm. Je wilt dus benadrukken dat je er lang mee bezig bent geweest, het heeft even geduurd.

                                         I was learning my English vocabulary for hours yesterday.

Slide 15 - Tekstslide

Past Continuous
+ I was learning for English yesterday.

- I was not learning for English yesterday.

? Were you learning for English?
was/were + werkwoord + ing
was/were + not + werkwoord + ing
was/were + werkwoord + ing

Slide 16 - Tekstslide

Past Continuous
was                                            were
I was
he/she/it was
you were
we were
they were

Slide 17 - Tekstslide

Past Simple

Wanneer iets in het verleden is gebeurd; er staat bij wanneer; het is afgelopen.

1. yesterday               4. 10 minutes ago
2. last week               5. this morning
3. in 2005                   6. when I was young



Past Continuous

Wanneer iets in het verleden aan de gang was of voor een langere tijd bezig was en je dit wilt benadrukken.

1. while                         
2. for hours

Slide 18 - Tekstslide

Past Simple & Past Continuous
Deze twee tijden kunnen ook samen in één zin staan. Dit gebeurt vaak bij een onderbreking van een actie. De actie die het langst heeft plaatsgevonden staat dan in de Continuous.

I was brushing my teeth, when my sister came in.
I finished my homework while I was calling my boyfriend.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Quiz Time - Part 1
Which one is which?

Slide 21 - Tekstslide


The ... is used when something happened in the past and is completed.
A
Past Simple
B
Past Continuous

Slide 22 - Quizvraag


"I was having a shower yesterday."
A
Past Simple
B
Past Continuous

Slide 23 - Quizvraag

"I read a book last week."
A
Past Simple
B
Past Continuous

Slide 24 - Quizvraag


The ... is used when something happened for a longer time in the past.
A
Past Simple
B
Past Continuous

Slide 25 - Quizvraag

"While Lynn was sleeping, Kim finished the presentation.
A
Past Simple - Past Continuous
B
Past Continuous - Past Simple

Slide 26 - Quizvraag

Quiz Time - Part 2
Fill in the sentences using the Past Simple 
or the Past Continuous.

Slide 27 - Tekstslide

What is the correct translation for:
"Hij was aan het gamen, toen wij binnenkwamen."
A
He gamed, when we were coming in.
B
He games, when we came in.
C
He is gaming, when we came in.
D
He was gaming, when we came in.

Slide 28 - Quizvraag

Fill in:
"I ... (to start) my new job yesterday.
A
started
B
was starting

Slide 29 - Quizvraag

Fill in:
"What ... you ... (to do) last night?
A
did ... do
B
were ... doing
C
did ... did
D
was ... doing

Slide 30 - Quizvraag

Fill in:
"While I was washing the dishes, I suddenly ... (to have) a brilliant idea."

A
were having
B
was having
C
did have
D
had

Slide 31 - Quizvraag

Fill in:
"He didn't hear the phone ring. He ... (to listen) to really loud music."
A
listened
B
were listening
C
was listening
D
did listen

Slide 32 - Quizvraag

Fill in:
"The teacher told us to stop what we ... (to do)."
A
were doing
B
did
C
was doing
D
did done

Slide 33 - Quizvraag

Fill in:
"... you ... (to find) what you were looking for in the library yesterday?"
A
Did ... found
B
Did ... find
C
Was ... finding
D
Were ... finding

Slide 34 - Quizvraag

Fill in:
"When I heard the phone ring, I ... (to answer) it straight away."
A
answered
B
did answered
C
was answering
D
were answering

Slide 35 - Quizvraag

Fill in:
"I ... (to talk) to Jim this morning."
A
talked
B
was talking
C
were talking
D
did talked

Slide 36 - Quizvraag

Fill in:
"We ... (to travel) to Africa last summer."
A
did travel
B
travelled
C
were traveling
D
was traveling

Slide 37 - Quizvraag

Snap je het?!
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll