Als je een chemische stof weggooit doe je dit bij het klein chemisch afval
Slide 12 - Tekstslide
Chemische reactie
Bij een chemische reactie verdwijnen beginstoffen en ontstaan er reactieproducten.
Je schrijft dit zo op:
beginstoffen ----> reactieproducten
Slide 13 - Tekstslide
Ontledingsreactie herkennen
Bij een ontleding wordt de stof uit elkaar gehaald
Één beginstof en meer eindstoffen?
dan is het een ontleding
water --> waterstof + zuurstof
Slide 14 - Tekstslide
Verbrandingsreactie herkennen
Verbranding = Reactie met zuurstof
Staat er voor de pijl zuurstof?
Dan is het een verbranding
Brandstof + Zuurstof --> ... oxide
Naast zuurstof en een brandstof is het bij een verbranding ook belangrijk dat de temperatuur hoog genoeg is.
Slide 15 - Tekstslide
Corrosie
Metalen reageren met zuurstof en water. Er ontstaat corrosie. Een voorbeeld van corrosie is roest bij ijzer of koperoxide bij koper.
Slide 16 - Tekstslide
H5 Licht
Slide 17 - Tekstslide
lichtstralen
een lichtstraal is altijd een rechte lijn.
Slide 18 - Tekstslide
Spiegelwet
Kijk het filmpje waarin de spiegelwet stap voor stap wordt voor gedaan.
Slide 19 - Tekstslide
Schaduw tekenen
Teken rechte lijnen vanaf de lichtbron precies langs de rand van het voorwerp
Slide 20 - Tekstslide
Wat kan een voorwerp doen met licht dat erop valt?
1) Het oppervlak kan het
licht absorberen en
omzetten in warmte.
2) Het oppervlak kan het licht doorlaten.
3) Het oppervlak kan het licht weerkaatsen.
Slide 21 - Tekstslide
spiegelende en diffuse weerkaatsing
Spiegelende weerkaatsing: op een glad oppervlak, de lichtstralen weerkaatsen een kant op en je krijgt een spiegelbeeld.
Diffuse weerkaatsing: het oppervlak is niet helemaal glad, de lichtstralen weerkaatsen alle kanten op en je kan het voorwerp van alle kanten bekijken.
Slide 22 - Tekstslide
Spiegelbeeld
Spiegelbeeld is een virtueel beeld (niet echt)
Het spiegelbeeld teken je achter de spiegel door de lichtstralen vanuit het oog door te trekken met stippellijnen. Het spiegelbeeld staat altijd net zo ver achter de spiegel als het voorwerp voor de spiegel.
Slide 23 - Tekstslide
Wit licht
Waaruit bestaat wit licht?
Rood
Oranje
Geel
Groen
Blauw
Violet
Dit kun je zichtbaar maken met een prisma
Slide 24 - Tekstslide
Kleuren zien
Een geel voorwerp waar alleen blauw licht op valt absorbeert het blauwe licht en lijkt voor ons dus zwart/grijs
Slide 25 - Tekstslide
UV-straling
Slide 26 - Tekstslide
IR-straling
Slide 27 - Tekstslide
Positieve lenzen:
Aan de rand dunner dan in het midden (bolle lenzen)
Negatieve lenzen:
Aan de rand dikker dan in het midden (holle lenzen)
Slide 28 - Tekstslide
Positieve en negatieve lenzen
positieve: bolle lenzen --> de lichtstralen buigen na de lens af naar het midden van de lens
negatieve: holle lenzen --> de lichtstralen buigen na de lens af naar het midden van de lens
Slide 29 - Tekstslide
Brandpunt - F
Slide 30 - Tekstslide
Brandpunt
De afstand van de lens tot het brandpunt heet de brandpunstafstand.
Hoe boller de lens, hoe korter de brandpuntsafstand.
Slide 31 - Tekstslide
IR + UV
Infrarood licht en ultraviolet licht kunnen wij niet zien:
onzichtbaar licht
Slide 32 - Tekstslide
Twee soorten beelden
Beeld achter een spiegel.
Virtueel beeld
Beelden die je kunt projecteren.
Reëel beeld
Slide 33 - Tekstslide
Beeld Construeren
Met een bolle lens kun je een beeld maken van een voorwerp.
Slide 34 - Tekstslide
1 Teken de lens, het voorwerp, de hoofdas en de brandpunten
2 Teken een rechte lichtstraal door het midden van de lens
3 Teken een lichtstraal evenwijdig aan de hoofdsas en dan door brandpunt achter de lens
4 Teken een lichtstraal vanuit brandpunt dan achter de lens evenwijdig
Op het snijpunt van de lichtstralen komt je beeld.
Beeld construeren
Slide 35 - Tekstslide
Het oog
Slide 36 - Tekstslide
Het beeld dat je oog binnenkomt wordt door de lens vervormd.
Hierdoor staat verkleind, in spiegelbeeld en op de kop op je netvlies.
Je hersenen vertalen het beeld weer naar het normale beeld.