Blok 4 Over taal

Blok 4
Over taal
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Blok 4
Over taal

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het doel van deze les?
je kunt de betekenis van elf schooltaalwoorden geven;
je keunt de betekenis van tien moeilijke woorden uit teksten geven;
je kent de betekenis van tien uitdrukkingen (figuurlijk taalgebruik);
je kan de betekenis van woorden vinden door te kijken naar bekende stukjes;
je kunt de juiste betekenis kiezen in het woordenboek.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 26
Kies het woord dat in de zin past. 
Kies uit: argumenten - toelichten - afzonderlijk - verplicht - zekerheid - stelling - voorlopig - geregeld - relatie - reeds. 

Slide 4 - Tekstslide

1. Gymnastiek is een …. vak, maar ik vind het niet erg dat ik vandaag moet gymmen.
A
verplicht
B
reeds
C
voorlopig
D
zekerheid

Slide 5 - Quizvraag

2. Het gebeurt … dat ik als eerste in de zaal ben, want ik ben vaak snel met omkleden.
A
reeds
B
geregeld
C
voorlopig
D
verplicht

Slide 6 - Quizvraag

3. De anderen zijn nog niet klaar, maar ik ben … bezig met rondjes rennen.
A
argumenten
B
verplicht
C
voorlopig
D
reeds

Slide 7 - Quizvraag

4. Onze gymleraar gaat heel leuk met leerlingen om. Onze klas heeft een goede … met hem.
A
argumenten
B
zekerheid
C
verplicht
D
relatie

Slide 8 - Quizvraag

5. Hij heeft wel tien … waarom bewegen goed voor je is. Krijg je strafwerk, dan moet je al die redenen tien keer overschrijven!
A
argumenten
B
stelling
C
geregeld
D
voorlopig

Slide 9 - Quizvraag

6. Zijn … is: bewegen doe je voor je eigen plezier. Ik ben het met zijn mening eens!
A
argumenten
B
stelling
C
relatie
D
reeds

Slide 10 - Quizvraag

7. Moet ik dat nog ..? Ik ben gek op tennis en surfen. Snap je het nu? Sporten is genieten?
A
argumenten
B
stelling
C
toelichten
D
verplicht

Slide 11 - Quizvraag

8. Over een poosje wil ik ook zwemmen maar … heb ik aan deze twee sporten genoeg.
A
geregeld
B
relatie
C
stelling
D
voorlopig

Slide 12 - Quizvraag

De leerlingen werken … aan hun conditie. Dat werkt beter dan een programma dat hetzelfde is voor iedereen.
A
afzonderlijk
B
verplicht
C
zekerheid
D
reeds

Slide 13 - Quizvraag

Het is echt waar: niet iedereen hoeft hetzelfde te kunnen. Die … geeft ook minder sportieve kinderen plezier.
A
verplicht
B
zekerheid
C
geregeld
D
afzonderlijk

Slide 14 - Quizvraag

Opdracht 27
Wat betekenen de woorden die in hoofdletters staan?

Slide 15 - Tekstslide

1. Als je vlees eet, moet je dat eerst goed VERHITTEN.
A
heet maken
B
het verwerken van wat je eet door je maag en darmen
C
deel van je lichaam waar wat je eet in wordt verwerkt
D
aansporen om iets te gaan doen

Slide 16 - Quizvraag

2. Anders komen er bacteriën in je MAAGDARMKANAAL.
A
aansporen om iets te gaan doen
B
heet maken
C
deze dingen, maar ook nog andere
D
het verwerken van wat je eet door je maag en darmen

Slide 17 - Quizvraag

3. Je kunt dan last krijgen van ONDER ANDERE misselijkheid en kramp.
A
aansporen om iets te gaan doen
B
heet maken
C
deze dingen, maar ook nog andere
D
deel van je lichaam waar wat je eet in wordt verwerkt

Slide 18 - Quizvraag

4. Je voelt je heel slap als je SPIJSVERTERING niet goed werkt.
A
deel van je lichaam waar wat je eet in wordt verwerkt
B
het verwerken van wat je eet door je maag en darmen
C
heet maken
D
deze dingen, maar ook nog andere

Slide 19 - Quizvraag

5. Met een beschuitje en een kopje thee kun je je maag voorzichtig weer AANZETTEN TOT ACTIE.
A
deze dingen, maar ook nog andere
B
aansporen om iets te gaan doen
C
het verwerken van wat je eet door je maag en darmen
D
heet maken

Slide 20 - Quizvraag

6. Op een saaie muur bij het schoolplein mochten leerlingen een grotere COLLAGE maken.
A
tekening
B
deden
C
stoep
D
kunstwerk van opgeplakte knipsels

Slide 21 - Quizvraag

7. De VOORSTELLING is door leerlingen gemaakt.
A
tekening
B
deden
C
helemaal
D
stoep

Slide 22 - Quizvraag

8. Ze BRACHTEN op de hele muur een dikke laag AAN.
A
stoep
B
deden
C
helemaal
D
tekening

Slide 23 - Quizvraag

9. Ze bedekten de muur COMPLEET met stukjes blik in de kleuren van de regenboog.
A
helemaal
B
kunstwerk van opgeplakte knipsels
C
stoep
D
deden

Slide 24 - Quizvraag

10. Op het TROTTOIR staan vaak mensen stil om het kunstwerk te bekijken.
A
kunstwerk van opgeplakte knipsels
B
stoep
C
tekening

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Tekstslide

Wat ga je nu doen? 
In je schrift:
Maken: opdracht 28, 29, 30 en opdracht 31 (blz. 160/161/162).

Slide 31 - Tekstslide