Herken je aan: aan of voor voor het woord/de woorden.
Staat dit er niet voor dan kan je dit zelf invullen.
Ik heb een bos bloemen voor mijn moeder.
pv = heb wwg = heb ond = ik
lv = een bos bloemen mw = voor mijn moeder
Vraag: voor/aan wie of wat + ond + wwg + lv
Voor wie/wat heb ik een bos bloemen? Voor mijn moeder.