Les 2: het interview

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

project

'Brugklas'

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Beschrijf in hele zinnen wat een interview is.

les 2: het interview 

Doel van deze les:

• Je kent en herkent verschillende soorten vragen.
• Je kunt vragen stellen met de 5 W's en de H.
• Je kent het verschil tussen feiten en meningen.

Een interview

Een vraaggesprek tussen de geïnterviewde en de interviewer:

• De interviewer stelt de vragen
• De geïnterviewde geeft antwoord op de vragen 

Soorten vragen

Dus:

Een open vraag begint met:

 Wie, Wat, Waar, Waarom, Wanneer en Hoe

Een gesloten vraag begint meestal met een werkwoord en het antwoord kan ja of nee zijn

Bedenk eens een open vraag en schrijf deze op.

Maak er hierna een gesloten vraag van.

Soorten open vragen:

1) Vragen over een feit;

2) Vragen over een mening;

3) Vragen over een gevoel.

Feit of mening?

De bladeren zijn nat.

1. feit
2. mening

Feit of mening?

Hij praat heel snel.

1. mening
2. feit

Feit of mening?

'Yes, weer naar school'

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?

Veel planten zijn groen.

1. feit
2. mening

Feit of mening?

Sigaretten zijn vies.

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?

Sigaretten zijn erg ongezond.

1. Feit
2. Mening

Onder aan de advertentie staan twee zinnen.

Zijn dit feiten of meningen?
a. feiten
b. meningen
c. een feit en een mening

1. Feiten
2. Meningen
3. Een feit en een mening

Wat vind je in een krantenartikel?

1. vooral meningen
2. meningen en feiten
3. vooral feiten

Wat is waar?

1. De interviewer stelt alleen open vragen.
2. De interviewer stelt alleen gesloten vragen.
3. De interviewer stelt zowel open als gesloten vragen.

Aan de slag 

We gaan meer over elkaar te weten komen vandaag. We leren elkaar interviewen. 

Maak een tweetal. 

Je krijgt straks een aantal vragen te zien. 

Je houdt een interview met je maatje. 

Les 2: Opdracht

1. Wie ben je?
2. Hoe is je thuissituatie?
   
3. Wat is je lievelingseten?
   
4. Wat is je lievelingsmuziek?
   
5. Wat was jouw grootste uitdaging?
   
6. Wat was het beste advies dat je ooit kreeg?
   
7. Wie zijn je helden?
   
8. Wie heb je het laatst gebeld?
   
9. Waar heb je het laatst hard om gelachen?
   
10. Wat is je mooiste jeugdherinnering?
    
11. Wat is het belangrijkste dat je van je ouders geleerd hebt?

 

Les 2: Opdracht

13. Wanneer was je het gelukkigst?

14. Wat deed je eens, maar nooit meer?

15. Als je één ding mocht veranderen, wat zou dat dan zijn?

16. Wie wil je nog eens de waarheid vertellen?

17. Welke verleiding kun je niet weerstaan?

18. Wanneer en waarover lieg je?

19. Wat waardeer je het meest in jezelf?

20. Wat vinden je vrienden je beste eigenschap?

21. Waar zie je jezelf over 5 jaar?

22. Welke superkracht zou je willen hebben?

23. Wat is het stomste dat je ooit gedaan hebt?

24. Als je een dier was, welke zou dat dan zijn?

Hoe herken je open vragen?

Bedenk een vraag die begint met een van de 5 W's of met de H.

Doelen gehaald?

Doel van deze les:

Je kent en herkent verschillende soorten vragen.

Je kunt vragen stellen met de 5 W's en de H.

Je kent het verschil tussen feiten en meningen.

Doelen gehaald?