2.2 Hadrianus princeps in thermis

• Latijn
• Secundair onderwijs

Hadrianus princeps in thermis

Ubi Hadrianus est?

1. In thermis
2. In urbem
3. In domus
4. In Romam

Waar staat het werkwoord meestal?

1. Vooraan in de zin
2. Achteraan in de zin
3. In het midden van de zin
4. Naast het onderwerp

Wat is het vervoegingsmodel van narrare?

1. Audire
2. Monere
3. Amare
4. Geen van deze

Wat is het vervoegingsmodel van gaudere?

1. Audire
2. Monere
3. Amare
4. Geen van deze

Wat doet de veteraan?

1. Hij wrijft op zijn rug met een handdoek
2. Hij wrijft zijn rug droog met een borstel
3. Hij wrijft zijn rug tegen de muur
4. Hij wrijft op zijn rug met geld

Waarom doet de veteraan dit?

1. Hij is arm
2. Hij heeft geen geld voor een slaaf
3. Hij is rijk, maar gierig
4. Hij raakte alles kwijt in een oorlog

Wat denk je dat andere mensen in de thermen zullen doen?

Welke oplossing biedt Hadrianus?

1. Hij geeft hem een huis
2. Hij geeft hem een handdoek
3. Hij geeft hem een borstel
4. Hij koopt een slaaf voor hem

Wat gebeurde er enkele dagen later in de thermen?

1. Iedereen smeekte de keizer om geld
2. Iedereen applaudisseert voor de keizer
3. Iedereen wrijft zijn rug tegen de muur
4. De keizer beloont iedereen

Hoe lacht keizer Hadrianus met de hebzucht van de mensen?

1. Hij geeft hen slechte slaven
2. Hij maakt hen tot slaaf
3. Hij gooit hen in de gevangenis
4. Hij vindt dat ze elkaars rug maar moeten krabben