HS1, Over Taal, Hv1q, 07-09-2020

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
12.35 - 12.45 - Lezen in leesboek
12.45 - 12.50 - Herhaling, wat weet je nog?
12.50 - 12.55 - Opdracht 7 nakijken
12.55 - 13.05 - Uitleg persoonsvorm
13.05 - 13.25 - Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Lezen in leesboek
10 minuten lezen in stilte
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?
De vorige keer hebben we het gehad over werkwoorden. Welke vormen van werkwoorden ken je nog?

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg werkwoorden
In iedere zin staat staat een werkwoord. Uiteindelijk komt een werkwoord voor in verschillende vormen. We onderscheiden er drie:

1. Persoonsvorm --> dit is de vorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet. 
Chris mailt zijn boekverslag vanavond naar de docent.
2. Infinitief --> dit is het hele werkwoord. De vorm die in het woordenboek staat
Chris zal zijn boekverslag vanavond naar de docent mailen
3. Voltooid deelwoord --> dit is de vorm die bij de persoonsvormen hebben, worden of zijn in de zin staat. 
Chris heeft zijn boekverslag vanavond naar de docent gemaild

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 7

Slide 6 - Tekstslide

Theorie blz. 19
Tijdsproef --> Je vindt de persoonsvorm door de zin in een andere tijd te zetten. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm
Lindsey sprong een gat in de lucht van blijdschap.
Lindsey springt een gat in de lucht van blijdschap. 

Getalproef --> Een zin kan ik enkelvoud of meervoud staan. Dit noemen we het getal van een zin. Je vindt de persoonsvorm door de zin in enkelvoud of meervoud te zetten. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. LET OP: Bij de getalproef zie je ook direct welk onderwerp er bij de persoonsvorm hoort, deze verandert namelijk ook mee. 

**BELANGRIJK: Je vindt de pv niet door de zin vragend te maken.


Slide 7 - Tekstslide

Voer de tijdsproef uit.
  • 1. De kinderen spelen in op het pleintje. 
  • --> De kinderen speelden op het pleintje. 

  • 2. De wielrenner fietste heel snel. 
  • --> De wielrenner fietst heel snel. 
  •  
  • 3. Het meisje klom over het net heen. 
  • --> Het meisje klimt over het net heen. 

Slide 8 - Tekstslide

Voer de tijdsproef uit. Hoe verandert de zin? "Jeroen winkelt graag in Haarlem."

Slide 9 - Open vraag

Voer de getalproef uit.
  • 1. De man zwemt in het meertje. 
  • --> De mannen zwemmen in het meertje. 

  • 2. Het hondje blaft altijd als er mensen langs fietsen.
  • --> De hondjes blaffen altijd als er mensen langs fietsen.
  •  
  • 3. In de muziekwinkel hangt de gitaar aan de muur.
  • --> In de muziekwinkel hangen de gitaren aan de muur. 

Slide 10 - Tekstslide

Voer de getalproef uit. Hoe verandert de zin? "De koe heeft de hele zomer in de wei gestaan."

Slide 11 - Open vraag

Maak een foto van je huiswerk zodat ik kan zien wat je hebt gemaakt :)

Slide 12 - Open vraag

Zelfstandig werken
Wat? Maak opdracht 10 en 11 (blz. 19) 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt tot het einde van de les om deze opdrachten te maken
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Stuur me anders een berichtje via magister, ik help je graag!
Klaar? Lees de theorie op blz. 20 en maak opdracht 13

Slide 13 - Tekstslide

De volgende les
Woensdag 5e + 6e uur. 

Huiswerk: opdracht 10 en 11 af. (blz. 19) + lees de theorie over het werkwoordelijke gezegde op blz. 20. 


Slide 14 - Tekstslide