In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Het winterse weer levert idyllische beelden op. Je kunt prachtige foto’s maken in de besneeuwde omgeving.
Wat betekent idyllisch?
A
enorm onduidelijk
B
heel erg mooi
C
best wel koud
D
een beetje saai
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
‘Een ijsdag’ houdt in dat de temperatuur de hele dag onder 0 graden blijft. Tijdens een ijsdag vriest het dus de hele tijd.
Wat betekent inhouden?
A
uitleggen
B
betekenen
C
voorspellen
D
beloven
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Bij extreem weer is er grote kans op letsel. Mensen kunnen dan bijvoorbeeld uitglijden en zo gewond raken aan hun been.
Wat betekent het letsel?
A
de versiering van het lichaam
B
de ontwikkeling van het lichaam
C
de verbetering van het lichaam
D
de beschadiging van het lichaam
Slide 8 - Quizvraag
Met het oog op de veiligheid wordt voetgangers geadviseerd om binnen te blijven. Want om ongelukken te voorkomen kunnen voetgangers beter niet naar buiten gaan.
Wat betekent met het oog op?
A
rekening houdend met
B
terwijl je terugkijkt naar
C
zonder te denken aan
D
terwijl je niks weet over
Slide 9 - Quizvraag
Zondag was het treinverkeer gestremd, omdat de wissels bevroren waren en niet werkten door de stuifsneeuw. De treinen konden daarom niet rijden.
Wat betekent stremmen?
A
iets opstarten
B
iets blokkeren
C
iets toestaan
D
iets vertragen
Slide 10 - Quizvraag
Het openbaar vervoer werd door het winterweer verstoord. Door sneeuw en gladheid konden bussen, trams en treinen niet rijden.
Wat betekent verstoren?
A
hinderen
B
omgooien
C
verpesten
D
verbeteren
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Van oudsher is Nederland een schaatsland. Vroeger schaatste men al op bevroren sloten en dat doen we nu nog steeds.
Wat betekent van oudsher?
A
af en toe
B
nog niet zo lang
C
al heel lang
D
meestal
Slide 13 - Quizvraag
Sommigen konden zich vroeger geen paard veroorloven. Deze mensen hadden niet genoeg geld voor een paard en gebruikten daarom schaatsen om zich te verplaatsen.
Wat betekent zich iets kunnen veroorloven?
A
iets voor elkaar krijgen
B
iets belangrijk vinden
C
iets kunnen betalen
D
iets heel leuk vinden
Slide 14 - Quizvraag
Honderden jaren geleden schaatsten de eerste ijsliefhebbers naar alle Friese steden. Deze mensen stonden graag op het ijs en ze vonden het leuk om naar verschillende plekken te schaatsen. Wat betekent de liefhebber?
A
iemand die ergens van houdt
B
iemand die altijd lief is
C
iemand die iets niet leuk vindt
D
iemand die alles wil hebben
Slide 15 - Quizvraag
De Elfstedentocht is een parcours van bijna 200 kilometer. Deelnemers aan deze schaatstocht moeten dus bijna 200 kilometer schaatsen voordat ze bij de eindstreep zijn.
Wat betekent het parcours?
A
de oefenwedstrijd die jou voorbereidt op de echte wedstrijd
B
de route die deelnemers aan een wedstrijd moeten afleggen
C
de route die je aflegt om bij het startpunt van de wedstrijd te komen
D
de training die je krijgt om te kunnen deelnemen aan een wedstrijd
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Van oudsher zit er een kringloopwinkel op de hoek van de straat.
Welke zin zegt hetzelfde?
A
Er zit al heel lang een kringloopwinkel op de hoek van de straat.
B
Op de hoek van de straat is laatst een nieuwe kringloopwinkel geopend.
C
De kringloopwinkel op de hoek van de straat verkoopt allemaal oude spullen.
D
De kringloopwinkel op de hoek van de straat is nu al een tijdje gesloten.
Slide 18 - Quizvraag
Met het oog op de veiligheid vind ik dat iedereen een gordel moet dragen in de auto.
In welke zin is met het oog op niet op de juiste manier gebruikt?
A
Met het oog op de gladheid kunnen we vandaag beter thuisblijven.
B
Met het oog op de toekomst doe ik nu goed mijn best op school.
C
Met het oog op de kosten kiest Robert ervoor om niet op vakantie te gaan.
D
Met het oog op de televisie kan ik mijn favoriete programma goed zien.
Slide 19 - Quizvraag
Het parcours was uitdagend.
Welke woorden passen bij het parcours?
A
de kosten – het aantal – betalende
B
de straat – de omleiding – blokkeren
C
route – de wedstrijd – afleggen
D
de verstoring – het einde – hinderen
Slide 20 - Quizvraag
Het verkeer naar Utrecht wordt door demonstranten … . Niemand kan nu de stad nog bereiken.
Welk woord hoort op de open plek?
A
veroorloofd
B
gestremd
C
ingehouden
D
verstoord
Slide 21 - Quizvraag
het letsel
idyllisch
de liefhebber
het parcours
de beschadiging van het lichaam
de route die deelnemers aan een wedstrijd moeten afleggen
iemand die ergens van houdt
heel erg mooi, sprookjesachtig
Slide 22 - Sleepvraag
Kies het goede antwoord.
In de middeleeuwen was het houden van een hond een teken van rijkdom. Alleen heel rijke mensen …
A
verstoorden de honden.
B
waren liefhebbers van honden.
C
konden zich dat veroorloven.
D
liepen op idyllische plekken.
Slide 23 - Quizvraag
Liefhebben betekent houden van. Een liefhebber is iemand die ergens van houdt. Als je iets of iemand liefhebt, dan kun je daarover dagdromen.