Voorbereiding repetitie hoofdstuk 4 Migratie

Voorbereiding repetitie 8/9 februari
Hoofdstuk 4 par. 1, 2 en 3 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding repetitie 8/9 februari
Hoofdstuk 4 par. 1, 2 en 3 

Slide 1 - Tekstslide

Migratie
4.1 Waarom mensen migreren

Slide 2 - Tekstslide

Migratie betekent:
A
Verhuizen van het ene land naar een andere.
B
Verhuizen naar een andere woonplaats.
C
Verhuizen omdat je een vluchteling bent.

Slide 3 - Quizvraag

Je hebt een migratieachtergrond als:
A
beide jouw ouders in het buitenland is geboren.
B
een van jouw ouders in het buitenland is geboren.
C
als jezelf of een van beide ouders in het buitenland is geboren.
D
als jouw grootouders in het buitenland is geboren.

Slide 4 - Quizvraag

wat zijn vertrekredenen?

Slide 5 - Woordweb

Wat zijn vestigingsredenen?

Slide 6 - Open vraag

Welke type migranten komen naar de EU? Minstens 3 noemen

Slide 7 - Woordweb

Mensen binnen die EU migreren ook, vooral arbeidsmigranten. Uit welk deel van Europa komen ze vooral?
A
West-Europa
B
Oost-Europa
C
Oost- en Zuid-Europa
D
Zuid-Europa

Slide 8 - Quizvraag

Asiel betekent :
A
bescherming
B
goedkoop woonplaats
C
vluchten
D
thuiste

Slide 9 - Quizvraag

Paragraaf 2
Gevolgen van migratie
Leerdoel: wat zijn de gevolgen van migratie?

Slide 10 - Tekstslide

Cultuur is:
A
alles wat is aangeleerd.
B
kunst en muziek
C
eetgewoonten
D
geloof

Slide 11 - Quizvraag

wat hoort bij cultuur?

Slide 12 - Open vraag

Integratie betekent:
A
Een migrant zoekt mensen op van zijn eigen volk
B
Een migrant doet actief mee aan de nieuwe samenleving.

Slide 13 - Quizvraag

Voorbeelden van integratie zijn:

Slide 14 - Woordweb

Met welke problemen krijgen vluchtelingen te maken in een nieuw land?

Slide 15 - Open vraag

Door migratie wordt een samenleving multicultureel omdat migranten hun eigen cultuur meenemen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Een woonwijk waar bijvoorbeeld veel Poolse arbeiders wonen met een Poolse supermarkt is een voorbeeld van:
A
integratie
B
segregatie
C
iets van beide
D
goede voorzieningen

Slide 17 - Quizvraag

Er vertrekken veel jongeren uit vooral Oost- en Zuid-Europa. Waarom?

Slide 18 - Open vraag

Goed opgeleide jongeren vertrekken uit Oost- en Zuid-Europa weg.
Welk begrip past hierbij?
A
Braindrain
B
Asiel
C
Vluchten
D
Discriminatie

Slide 19 - Quizvraag

Paragraaf 4.3 
Migratie beleid van de EU 

Slide 20 - Tekstslide


A
Harde grens
B
Zachte grens

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een harde grens en een zachte grens?

Slide 22 - Open vraag

Voor welke groep(en) is het makkelijk om een visum te krijgen in een EU-land?
A
Economische migranten uit Nigeria
B
Kennismigranten uit Japan
C
Studenten uit Zuid-Afrika

Slide 23 - Quizvraag

Spanje, Italië en Griekenland willen graag minder migranten ontvangen in hun landen. Welke maatregelen nemen deze landen?

Slide 24 - Open vraag

Wat ga je nu doen? 
- Leren voor de repetitie
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1 tot en met 3.
Je kan de samenvattingen maken, oefentoets maken, begrippen overschrijven 

Slide 25 - Tekstslide