In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Welkom 3Ha!
Pak je leesboek.
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Lezen
Herhaling standpunt + argumenten
Aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Martin praatte heel hard en nu heeft hij gelijk
“Het ziet er niet uit als kaas, dus het is geen kaas!” Door deze woorden hard te roepen wist Martin (25) gisteren een discussie te winnen. Zijn harde stemgeluid bleek opnieuw voldoende om zijn vrienden van de juistheid van zijn argumenten te overtuigen.
“We hadden met z’n allen wat gedronken en toen vroeg Erik of iemand een toastje met kaas wilde. Zat daar van die witte smeertroep op. Dat vind ik dus geen kaas!” Omdat hij dat standpunt op luide toon meerdere malen herhaalde wist
Martin het gelijk naar zich toe te trekken. “Ze hadden absoluut geen weerwoord op mijn geschreeuw”.
Slide 3 - Tekstslide
Argumentatie
Slide 4 - Tekstslide
Argumentatie (1)
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dat standpunt heeft.
Slide 5 - Tekstslide
Feitelijke argumenten
Deze zijn te controleren.
Voorbeeld:
De iPhone 11 kun je het beste bij Tele2 kopen.
Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.
Slide 6 - Tekstslide
Waarderend argument
Een waarderend argument kun je niet controleren. Je kunt er ook van mening over verschillen.
Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen.
Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!
Slide 7 - Tekstslide
LET OP!
Een feitelijk argument hoeft niet waar te zijn. Het gaat erom dat de spreker het claimt als een feit. Een waarderende uitspraak geeft aan of iets onwenselijk, goed of slecht, mooi of lelijk is. Er zit een waardering in.
Slide 8 - Tekstslide
Huh?
Voorbeeld:
Klimaatverandering ontstaat niet door de mens, het is gewoon de loop der dingen.
Wetenschappelijk onderzoek geeft aan dat de mens geen invloed heeft op het klimaat.
Het argument is controleerbaar. Als je het controleert, kun je erachter komen dat het niet waar is of juist wel.
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht
Bedenk een mening en onderbouw deze met een feitelijk argument en een waarderend argument.
Slide 10 - Tekstslide
Enkelvoudige argumentatie
Een schrijver onderbouwt zijn mening met één argument.
mening
↑
argument
Slide 11 - Tekstslide
Enkelvoudig
Voorbeeld:
Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.
Slide 12 - Tekstslide
Nevenschikkende argumentatie
Een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.
mening
↑
argument 1 ↔ argument 2
Slide 13 - Tekstslide
Nevenschikkend
Voorbeeld:
Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring en ze kan goed met kinderen omgaan.
Slide 14 - Tekstslide
Onderschikkende argumentatie
Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
mening
↑
argument
↑
argument
Slide 15 - Tekstslide
Onderschikkend
Voorbeeld:
Je moet minder frikandelbroodjes eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.
Slide 16 - Tekstslide
In het volgende filmpje worden de argumentatiestructuren uitgelegd. Je hoeft de term meervoudige argumentatie niet te kennen. Dit heet tegenwoordig nevenschikkende argumentatie.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Enkelvoudige argumentatie
schema:
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Onderschikkende argumentatie
schema:
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Bespreken huiswerk
Opdracht 2
Welk schema past bij welke uitspraak?
Slide 23 - Tekstslide
A
A
B
C
D
Slide 24 - Tekstslide
Aan de slag
Maak opdracht 3 van Lezen H3 (blz 76). Doe dit in je boek (en dus even niet online).