16-2 spelling H4

programma
Nakijken spelling H4 tussenletters in samenstellingen
(-s, -en, -e)
M2, 3 en 4
Klaar? zeeslag met woorden van blz 131
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

programma
Nakijken spelling H4 tussenletters in samenstellingen
(-s, -en, -e)
M2, 3 en 4
Klaar? zeeslag met woorden van blz 131

Slide 1 - Tekstslide

DOEL


- je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen
spelling: tussenletters

Slide 2 - Tekstslide

Samenstellingen

Twee of meer bestaande woorden die aan elkaar een nieuw woord vormen.


Bijvoorbeeld:

fiets + tas = fietstas

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

MAAR SOMS...
...is het niet mogelijk om twee woorden 'gewoon' aan elkaar te plakken. 

Slide 7 - Tekstslide

Samenstellingen

Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.


fiets + maker = fietsenmaker

beer + sterk = beresterk

dorp + café = dorpscafé

Slide 8 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport


Slide 9 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -e-

- Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn

- Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot

- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats

- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 10 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -S-

- Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking

stadstuin   ->    stadscentrum



maar geen tussenletter -s-:

voetbaltraining   ->   voetbalsupporter



Slide 11 - Tekstslide

startopdracht
a: kun je aan elkaar schrijven
b: eerste woord moet aangepast worden

Slide 12 - Tekstslide

spin + web
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 13 - Quizvraag

spinnen + wiel
A
spinnenwiel
B
spinnewiel

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots

Slide 16 - Quizvraag

opdr 2, 3, 4  uitleg
klaar of liever thuis werken? zeeslag

Slide 17 - Tekstslide