Ik kan de voedingsstoffen opnoemen die zorgen voor energie.
Ik kan uitleggen wat de taken/functies zijn van energierijke stoffen.
Ik ken de twee verschillende soorten koolhydraten.
Ik kan uitleggen waarom niet iedereen dezelfde hoeveelheid energie nodig heeft.
Ik kan uitrekenen hoeveel energie ik binnenkrijg aan de hand van een voedingsetiket.
Ik kan kilojoule omrekenen naar kilocalorie en andersom.
Ik kan uitleggen waarom je niet teveel suiker of vet moet eten.
Ik kan uitleggen wat BMI betekent.
Ik kan uitleggen op welke manier je BMI kunt gebruiken.