2V (hoofdstuk 6 summary of all tenses)

Hey bestiees!

Hoofdstuk 6 (summary of all tenses)
-Present simple
-Present continous
-Past simple
-Self study time
-Blooket time
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Hey bestiees!

Hoofdstuk 6 (summary of all tenses)
-Present simple
-Present continous
-Past simple
-Self study time
-Blooket time

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple 
  • Wanneer gebruik je de Present Simple?

  • Hoe maak je de Present Simple? 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple



Je gebruikt de Present Simple bij:

  • FEITEN
  • GEWOONTEN
  • REGELMATIGHEDEN



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de Present Simple? 
I work
Do I work?
I don't work
You work
Do you work?
You don't work
He/She/It works
Does he/she/it work?
He/She/It doesn't work
We work
Do we work?
We don't work
You work
Do you work?
You don't work
They work
Do they work?
They don't work
Present simple

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple is:
Wat is de present simple?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
ww + - ed
B
shit = bij she/he/it : ww +-(e)s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
welke zin is present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 7 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple
Welke zin staat niet in de Present Simple?
A
Dogs wag their tail when they are excited.
B
Sarah usually runs to school.
C
Cats don't like water.
D
Jeffrey is going to his friends

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
welke zin is present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:

Welke zin staat in de present simple?
A
They usually run to school.
B
They usually runs to school.
C
They usually runned to school.
D
They are usually running to school.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar - Present Continous
Present Continous
Iets wat bezig is op het moment dat je erover praat of schrijft:
BIJV - I'm riding my bike. (nu)
Tijdelijke situaties: 
BIJV - I'm staying with my aunt while i'm in San Fransisco ( normaal woon ik ergens anders)
Om irritatie aan te geven, meestal in combinatie met always, forever, of constantly:
BIJV - Mum is always nagging me to clean my room

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

present continous

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE
PAST SIMPLE

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple
Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple. 
The past simple eindigt vaak op -ed. 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I played
You played
He/she/it played
We played
They played
You played
I did not play
You did not play
He/she/it did not play
We did not play
They did not play
You did not play
Did I play?
Did you play?
Did he/she/it play?
Did we play?
Did they play?
Did you play?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de past simple in.
1. Yesterday, I (go) ______ to the park.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. She (play) ______ the piano beautifully at the concert.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. We (not/eat) ______ dinner at the restaurant last night.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. (you/see) ______ the movie on TV last night?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende zinnen om in het ontkennende vorm(past simple).
1. He visited his grandparents last weekend.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. The children played outside all day.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. We watched a documentary last night.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak vragen van de volgende zinnen.(in de past simple)
1. You traveled to France last year.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. They cleaned the house on Saturday.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. She read the book in one day.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Self study
Hoofdstuk 5:
Slimstampen(Grammar, stones en vocabulary)

Klaar?  Ga naar  https://allesvoorengels.nl/grammatica/ (Kies onderwerpen: present simple, present continous or past simple).
timer
30:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies