In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Hier wordt het lokaal vergeleken met een slagveld.
Je hebt hier dus te maken met een vergelijking
Je zet het beeld en het object naast elkaar
Vaak bijv. het woordje "als" in de zin, of "lijkt wel" of "is net..."
Na de les leek het lokaal op een slagveld.
lokaal= object
slagveld= beeld
Bijvoorbeeld:
- Wat een slagveld is het hier!
Metaforen komen vaak voor in spreekwoorden.
- De planten snakken naar wat water.
- De toekomst lacht me tegemoet.