voltooide tijd (perfectum)
2 werkwoorden: hebben/zijn + voltooid deelwoord (participium) ge + stam + t/d
Hij
heeft gisteren een taart
gemaakt.
Ik heb vanmorgen mijn tanden gepoetst.
We hebben gisteravond geleerd.
Hebben jullie in Deventer gewoond?
regelmatige werkwoorden: SOFT KETCHUP (x)
onregelmatige werkwoorden: zie pagina 332