Par 3 Het volk krijgt de macht

Hoofdstuk 1: Democratisering in Nederland
Paragraaf 1 en 2
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1: Democratisering in Nederland
Paragraaf 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Meer dan 200 jaar was Nederland een republiek.


Een republiek is een land zonder koning.

In 1813 werd Nederland een monarchie.


Een monarchie is een land dat bestuurd wordt door een koning. 



Slide 2 - Tekstslide

In 1815 werden Nederland, België en Luxemburg samengevoegd tot één land: Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Slide 3 - Tekstslide

Willem I werd de koning.

Slide 4 - Tekstslide

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kreeg een grondwet.


Een grondwet is een document waarin de grondrechten van burgers staan én de regels over het bestuur.

Slide 5 - Tekstslide

De grondwet van 1815 maakte van Nederland een constitutionele monarchie, dat betekent dat de macht van de koning is vastgelegd in een grondwet.
Constitutie= grondwet
 
Monarch= koning 

Slide 6 - Tekstslide

De grondwet van 1815 gaf de koning erg veel macht!

  • Ministers waren dienaren van de koning.
  • Leden van de Tweede Kamer werden gekozen door bestuurders van de provincie. (Provinciale Staten, maar zij werden gekozen door de koning zelf)
  • Leden van de Eerste Kamer werden benoemd door de koning. 










Slide 7 - Tekstslide

In 1830 kwamen de Belgen in opstand. Na een korte oorlog werd België onafhankelijk.



Slide 8 - Tekstslide

Willem I wilde België terug krijgen en hield tien jaar lang een groot, duur leger op de been.


Het leger had enorm veel geld gekost, enkele parlementsleden wilden daarom de macht van de koning verkleinen.


Nederland dreigde namelijk failliet te gaan!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video



Thorbecke was de leider van de liberalen.

Zij kwamen op voor de vrijheid van burgers en ze vonden dat de regering zo weinig mogelijk regels moest maken. 


Slide 11 - Tekstslide



In 1848 kregen de liberalen hun kans. Overal in Europa waren
revoluties


Slide 12 - Tekstslide

De belangrijkste wijzigingen waren:

  1. Iedereen kreeg dezelfde grondrechten.
  2. Er kwam ministeriële verantwoordelijkheid.
  3. De koning werd onschendbaar.
  4. Om de vier jaar waren er rechtstreekse verkiezingen voor de Tweede Kamer (met censuskiesrecht)







Slide 13 - Tekstslide

 Het parlement wordt echt de baas in Nederland.

Slide 14 - Tekstslide

De grondwet van 1848 maakte van Nederland een parlementaire democratie.


Het parlement kon door ministeriële verantwoordelijkheid de regering controleren.



Slide 15 - Tekstslide

Willem III

Slide 16 - Tekstslide

Dat gebeurde pas door de Luxemburgse kwestie.
Ruzie: koning Willem III had Luxemburg verkocht achter de rug van het parlement om.
Door ministriële verantw.h. kon het parlement de koning niet naar huis sturen, dus daarom de ministers weggestuurd. 
Helaas, koning was het eens met de ministers en stuurde het parlement naar huis. 
Nieuw parlement: stuurde alsnog de ministers naar huis  

Slide 17 - Tekstslide

H1.3 Industriële revolutie: 2e helft 19e eeuw.
- Bevolkingsgroei
- Economische groei + meer welvaart (vooral voor de hogere en middelste lagen)
- Verslechtering van de leef en arbeidsomstandigheden (vd onderste lagen van de bevolking, de arbeiders)
- Deze slechte situatie = “de sociale kwestie”


Slide 18 - Tekstslide

Socialisten wilden verandering hierin. Liberalen dachten dat het vanzelf wel op zou lossen.

Slide 19 - Tekstslide

De slechte situatie van de arbeiders: SOCIALE KWESTIE
 Angst voor opstanden, revolutie 
 Noodzaak voor verbetering.
1873: Economische crisis: toename van de armoede. Dan willen de liberalen langzamerhand wel wat doen. De 1e sociale wet: van een liberaal: Kinderwetje van van Houten. (1874)
1e sociale wet: Kinderwetje van van Houten. Hierna volgden er mee, zeker na 1917 (bv 8-urige werkdag)

Slide 20 - Tekstslide

Dit jaar....
Schoolexamen:  3 tentamens en 3 tussentoetsen
Examen:  Staatsinrichting en Historisch Overzicht
(het hele boek)

Leerdoelen als hulpmiddel en verwerking. & eventueel opdrachten (bv. uit werkboek) 
Schrift/map: leerdoelen uitwerken en aantekeningen overnemen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Paragraaf 2
Ongelijkheid en emancipatie

Slide 23 - Tekstslide

Paragraaf 2
Ongelijkheid en emancipatie

Slide 24 - Tekstslide

Censuskierecht: alleen rijke mannen mochten stemmen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

1887:
Censuskiesrecht vervangen door Caoutchouc-artikel.
Caouchoec betekent: rubber. In de grondwet werd censuskiesrecht afgeschaft en vervangen door: "je moest een bepaald bedrag aan huur betalen, dan mocht je stemmen.
Tekst

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Censuskierecht: alleen rijke mannen mochten stemmen

Slide 36 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 Paragraaf 3




Het Volk Krijgt de macht
Democratisering van Nederland
(1848-1919)

Slide 37 - Tekstslide

Wilhelmina Drucker
  •     mede-oprichtster Vereniging voor Vrouwenkiesrecht
  •     oprichtster Vrije Vrouwenvereniging
  •     streed voor gelijke rechten

Slide 38 - Tekstslide

Lesdoelen:

1: Welke gevolgen van de industrialisatie waren rond 1900 in Nederland
zichtbaar

2: Op welke manieren streden vrouwen voor hun rechten toegang tot hoger onderwijs!

3: Wat veranderde er met de grondwetswijziging van 1917?

Slide 39 - Tekstslide

Industriele revolutie
-2de helft 19e eeuw
-gevolgen industriele revolutie

- Fabriek bij Rivier of spoorlijn. 
- Arbeiders kwamen bij de fabriek wonen 
Urbanisatie: de stad groeit.

Slide 40 - Tekstslide

De Sociale Kwestie
  • Een kwestie is een probleem

  • Het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.

Slide 41 - Tekstslide

Problemen eind 19de eeuw
Sociale Kwestie
  • Eind 19de eeuw hadden arbeiders slechte leef- en woonomstandigheden.
  • De socialisten wilden sociale wetgeving invoeren om mistoestanden te voorkomen.(dat de overheid de situatie van de arbeiders zou verbeteren)
  • De arbeiders hadden geen kiesrecht. De socialisten streefden naar algemeen kiesrecht.
  • Liberalen waren eerst tegen hulp van de overheid (overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie) maar ook zij zagen de uitbuiting.


Slide 42 - Tekstslide

Eerste Feministische Golf
  • Vrouwen uit hoge klassen hebben weinig te doen: mogen niet werken (arme vrouwen moeten werken).
  • Vrouwen gaan nadenken en willen invloed:
  1. Kiesrecht
  2. Recht op goed onderwijs 

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Pacificatie van 1917
Socialisten: willen alg. kiesrecht
Confessionelen: willen financiele gelijkstelling openbaar onderwijs.
Samen 2/3 van de stemmen in de kamer. Zodoende werden beide wensen ingevoerd

Slide 45 - Tekstslide

Werkboek
Maken:
Opdrachten van paragraaf 2 en 3.
Kijk goed in de studiewijzer welke vragen je wel en niet moet maken!

Slide 46 - Tekstslide

Geef het bijpassende begrip!
Een land zonder koning.

Slide 47 - Open vraag

Hoe heette de eerste koning van 'het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden'

Slide 48 - Open vraag

Geef het bijpassende begrip.
Een document waarin de grondrechten van alle burgers en de regels over het bestuur staan.

Slide 49 - Open vraag

Geef het bijpassende begrip.
De macht van de koning (monarch) is vastgelegd in een grondwet.

Slide 50 - Open vraag

Koning en Parlement
 De machtsverhouding tussen koning en parlement vóór 1848

Slide 51 - Tekstslide