Paragraaf 5.3 Democratie in Nederland

Geschiedenis week 14
Paragraaf 5.3 Democratie in Nederland
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Geschiedenis week 14
Paragraaf 5.3 Democratie in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we?
  • terugblik met vragen
  • democratie, uitleg & opdrachten
  • terugblik


Slide 2 - Tekstslide

Terugblik, wat weet je nog?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe waren de arbeidsomstandigheden van de arbeiders in de 19e eeuw?
A
dramatisch
B
redelijk
C
luxe
D
goed

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noemen we de overgang van landbouw-stedelijke samenleving naar industriële samenleving?
A
mechanisatie
B
industriële revolutie
C
industrialisatie
D
neolitische revolutie

Slide 5 - Quizvraag

De industriële revolutie is .....
A
een gebeurtenis
B
een persoon
C
een verschijnsel
D
een ontwikkeling

Slide 6 - Quizvraag

Het inzicht dat arbeiders het heel slecht hebben noemen we ....
A
de armenzorg
B
de sociale kwestie
C
armoede
D
het kinderwetje

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verband tussen de industrialisatie en de sociale kwestie?

Slide 8 - Open vraag

Kinderarbeid werd verboden in 1874 met het Kinderwetje van Van Houten.
Noem nog eens een sociale wet.

Slide 9 - Woordweb

Wat ga je leren?

Aan het einde van de les kun je:

  1. uitleggen hoe nederland een constitutionele monarchie is geworden.
  2. Hoe Nederland in politiek opzicht veranderde na 1848

Slide 10 - Tekstslide

Een nieuw koninkrijk
  • Napoleon werd verslagen, de Franse Tijd in Nederland was voorbij
  • De zoon van stadhouder Willem V werd gevraagd als nieuwe koning, Willem I
  • Nederland en Belgie werden samengevoegd, Frankrijkmoest sterke buurlanden hebben

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

De regering

In 1813 wordt Nederland een constitutionele monarchie (Constitutie is grondwet)

Willem I krijgt het hoogste gezag en is daarmee staatshoofd. Samen met het kabinet vormt hij de regering.

Tot 1848 is de koning aanvoerder van de regering. Als regeringsleider mag hij ministers benoemen en ontslaan.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Liberalen willen inspraak

Koning Willem I had veel macht. Het parlement had weinig te vertellen.

De liberalen in het parlement wilden meer vrijheid en meer inspraak in het bestuur.

In 1848 braken in Europa opstanden uit -> Koning Willem II gaf de liberalen hun zin -> liberaal Thorbecke maakt een nieuwe grondwet.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Kenmerkend aspect

Er kwam een parlementair stelsel: politiek systeem waarin het parlement de hoogste macht heeft.

Taken van het parlement:

  • Controleren van de regering
  • Goedkeuren nieuwe wetten

Het ontstaan van het parlementaire stelsel en de toename van de volksinvloed is een kenmerkende aspect van TV8

Slide 17 - Tekstslide

De koning en de burgelijke vrijheden

De koning bleef staatshoofd, maar raakte bijna al zijn macht kwijt. Hij werd wel onschendbaar (minister verantwoordelijk voor zijn daden en uitspraken).

In de grondwet van 1848 ook burgelijke vrijheden (rechten van burgers).

Slide 18 - Tekstslide

Weet je het nog?

Slide 19 - Tekstslide

Wie is de regering?
A
koning en ministers
B
1e en 2e kamer
C
alleen de koning
D
alleen de ministers

Slide 20 - Quizvraag

Wie is het staatshoofd?
A
koning
B
minister
C
ministerpresident
D
jouw geschiedenisleraar

Slide 21 - Quizvraag

Wie wilde er in het midden van de 19e eeuw een sterk parlement?
A
Arbeiders
B
Liberalen
C
Koning
D
Regering

Slide 22 - Quizvraag

Uitbreiding kiesrecht
In 1848 was er censuskiesrecht

Slide 23 - Tekstslide

Wat is censuskiesrecht?

Slide 24 - Open vraag

Uitbreiding kiesrecht

In 1848 was er censuskiesrecht: alleen mannen die genoeg belasting betaalde hadden kiesrecht.

Daarna kregen steeds meer burgers kiesrecht, o.a. door demonstraties van socialisten en feministen.


Pas in 1919 is er in Nederland een democratie met algemeen kiesrecht.

Slide 25 - Tekstslide

Einde les
Maak de opdrachten bij de paragraaf volgens de studiewijzer

Slide 26 - Tekstslide