In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 25 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H1 GT2
Wat heb je nodig?
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een behoefte?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Welk goed behoort tot de basisbehoeften?
A
Bier
B
Water
C
Computer
D
Telefoon
Slide 4 - Quizvraag
Welke dienst behoort tot de basisbehoeften?
A
Kapper
B
Dokter
C
Ortho
D
Nagelstyliste
Slide 5 - Quizvraag
Het nieuwe schooljaar is weer begonnen en Dean heeft de volgende schoolspullen gekocht: 1 etui van € 5 , 2 potloden van € 1,- per stuk en 6 rollen kaftpapier van € 0,50 per stuk Wat was de gemiddelde prijs van 1 artikel?
Slide 6 - Open vraag
Geld waarover je kunt beschikken, dus het bedrag wat je ergens aan uit kunt geven noemen we...
A
Behoefte
B
Budget
Slide 7 - Quizvraag
0
Slide 8 - Video
Welk begrip past bij het vorige filmpje?
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding
Slide 9 - Quizvraag
Erwin neemt een proefabonnement op de krant. Normaal kost dit abonnement € 15,-. Nu krijgt Erwin 27% korting. Wat betaalt Erwin nu voor het proefabonnement? Leg je antwoord uit met een berekening!
Slide 10 - Open vraag
Wat is een vergelijkend warenonderzoek?
Slide 11 - Open vraag
Wat doet de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)?
Slide 12 - Open vraag
Consumentenorganisaties zijn er om de consument te steunen. Welke steun mag je van een consumentenorganisatie verwachten?
A
Advies aan bedrijven over consumenten
B
Controle op de Warenwet
C
Betrouwbare informatie over producten
D
Uitleg over je rechten als consument
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer je een nieuw product koopt, dan wil je dat dit een deugdelijk product is. Wanneer het toch (te) snel kapot gaat, dan heb kun je ermee terug gaan naar de winkel, omdat je je garantie hebt. Wat kan de winkelier dan doen?
Slide 14 - Open vraag
Amy heeft de volgende uitgaven in de maand: € 120 aan huishoudelijke uitgaven, € 600 aan vaste lasten en € 150 aan incidentele uitgaven. Amy heeft een weekloon van € 200. Heeft Amy dan een tekort of een overschot en welk bedrag heeft zij tekort of over?
A
Tekort, € 3,33
B
Over, € 3,33
C
Tekort, € 70
D
Over € 70
Slide 15 - Quizvraag
Tess krijgt € 20 zakgeld per maand en krijgt om de 2 weken € 15,- voor het oppassen. Welk bedrag heeft Tess per maand te besteden?
Slide 16 - Open vraag
Jesse wil voor zijn verjaardag over 5 maanden een nieuwe telefoon kopen van € 1500. Hij heeft al € 800 bij elkaar gespaard. Zijn ouders leggen € 400 bij. Welk bedrag moet Jesse per maand reserveren om die telefoon te kunnen kopen op zijn verjaardag?
A
€ 50
B
€ 60
C
€ 300
D
€ 400
Slide 17 - Quizvraag
Hoe verwacht je dat je de toets over hoofdstuk 1 gaat maken?
Goed, ik vond de lesstof niet zo moeilijk.
Goed, alle lesstof is uitgebreid behandeld.
Ik weet het niet, maar ik ga ervoor!
Dit wordt een drama. Ik zie op tegen de rekenvragen.
Een goede voldoende moet wel lukken.
Slide 18 - Poll
Einde
Veel succes met leren voor de toets! Leer de samenvatting en maak de oefentoets nog een keer nadat je alles geleerd hebt! De antwoorden van de oefentoets staan in Magister!