4 toetsvoorbereiding

Sociaal-Maatschappelijke Dimensie 
Sociaal maatschappelijke dimensie
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Sociaal-Maatschappelijke Dimensie 
Sociaal maatschappelijke dimensie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
De sociaal maatschappelijke dimensie
Actualiteit (5 min.)
Terugblik op de lesstof  + Bedrijfscultuur (10 min.)
Docent: Nakijken gemaakt werk  
Studenten: Zelfstandig werken aan toetsopdracht (20 min.)
Discussie (15 min.)
Quiz over alle lesstof (30 min.) 
Afsluiting (5 min.)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Aan het eind van deze les:
  • Ben je voorbereid op je toets!
  • Weet je wat je kunt verwachten op de toets!

Mededeling: workshop Stichting SexMatters na toetsweek!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik op de lesstof
Sociaal - Maatschappelijke dimensie

Identiteit
Rolgedrag
Groepsgedrag
Cultuurverschillen
Samenleven
Waarden en normen
Diversiteit
Gelijkheid
Discriminatie

Slide 4 - Tekstslide

Normen zijn als het ware gedragsregels gefundeerd in waarden. Bijvoorbeeld: ik zal altijd mijn eigen geld verdienen (norm) want onafhankelijkheid (waarde) is belangrijk voor mij. Of: ik zal me nooit anders voordoen dan ik ben (norm) want ik vind authenticiteit (waarde) belangrijk.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfscultuur
Elke werkplek heeft zo zijn eigen bedrijfscultuur en vormt daarmee een mini-samenleving. Hoe ga je om met diversiteit op de werkvloer? Hoe reageer je op een discriminerende grap van een collega? Wat als jij heel andere waarden hebt dan je collega’s? Kun jij jezelf zijn op je werk?

Wat is bedrijfscultuur?


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertel eens
Wat vind je positief aan de cultuur op je werk en waarom?
Wat zou je graag willen veranderen aan de bedrijfscultuur? Waarom wil je dat?
Hoe heb je tijdens je sollicitatiegesprek de bedrijfscultuur proberen in te schatten? Kwam het beeld dat je toen kreeg van de bedrijfscultuur overeen met de praktijk van nu?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe denk jij over religie op het werk?


Bespreek in een groepje de volgende situatie:
Een collega van jou wil niet op zondag werken, omdat dat tegen zijn geloof is. Vind je dat je als werkgever en collega’s hier rekening mee moeten houden? Zijn er wat jou
betreft grenzen aan rekening houden met bepaalde wensen uit geloofsovertuiging?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een bedrijfscultuur is......
A
Het geheel van waarden en normen en gewoonten
B
Het geheel van waarden en normen
C
Geschreven regels
D
De gewoonten

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een vacaturetekst staat: "Bij gelijke geschiktheid, geven we de voorkeur aan iemand met een niet-Nederlandse achtergrond."
Waar streeft dit bedrijf naar?
A
Assimilatie
B
Bedrijfscultuur
C
Diversiteit
D
Apartheid

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden passen bij
de cultuur van de ICT-opleiding
Regio College

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken

Ik ga van jullie allemaal in Learnbeat kijken hoe het werk gemaakt is + feedback geven.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sneak preview: Toetsopdracht
Wie ben jij?
Je komt op werk in een nieuw team terecht. Voor je eerste dag plaatsvindt, vraagt de werkgever of je een kort stukje over jezelf wilt schrijven en alvast wilt e-mailen naar het team.

Deze opdracht zul je ook op je toets krijgen!
Je krijgt nu een kwartier te tijd om hiermee te oefenen en mij om feedback te vragen. 









Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even voorstellen
Stel jezelf voor in min. 100 en max. 150 woorden. 
 Noem in jouw tekst…
… vijf kenmerken die horen bij jouw persoonlijke identiteit. (5)
… drie voorbeelden die horen bij jouw sociale identiteit. (3)
… twee waarden die jij belangrijk vindt, met een voorbeeld van de normen die daarbij horen. (2+2)

Totaal aantal punten: 12!  Dat is bijna de helft van het totale aantal punten.
timer
20:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je identiteit?
A
Dat wat anderen van jou zien.
B
Eigenschappen die bij jou horen en uniek aan jou zijn.
C
De omgeving waar je in woont.
D
Je opvoeding en je opleiding bij elkaar opgeteld.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een kenmerk van persoonlijke identiteit dat is aangeboren?
A
De kleur van je ogen
B
Je staat op in de metro voor een ouder persoon.
C
Je kan met stokjes eten
D
Je kan goed piano spelen, omdat je les hebt gekregen van de buurman.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van je sociale identiteit?
A
Amateurvoetballer zijn
B
Fan zijn van Miley Cyrus
C
Moslim zijn
D
A, B en C zijn juist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is socialisatie?
A
Sociaal zijn
B
Je netjes gedragen
C
Aanleren van gewoonten die passen bij je cultuur
D
Alle normen en waarden van een maatschappij

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is sociale controle?
A
De overheid let op het gedrag van burgers
B
De controle op uitkeringsfraude door sociale diensten
C
De bewoners van een stad of dorp letten op elkaars gedrag
D
Gedragsregels op het gebied van seksualiteit

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de docent jou een compliment geeft, is dit een voorbeeld van..
A
Een positieve sanctie
B
Een negatieve sanctie
C
Imitatie
D
Rolgedrag

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Socialisatie leidt ... tot internalisatie
A
altijd
B
soms
C
nooit

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als er sprake is van internalisatie is socialisatie gelukt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van rolgedrag?

A
een stoere jongen die huilt
B
een strenge politieagent
C
een vriend die jou belazert
D
een sporter die rookt

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Rolgedrag zorgt ervoor dat we ons aan de omgeving aanpassen.
2. Rolgedrag bepaalt hoe je je bij vrienden kunt gedragen.

A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn normen?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn waarden?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aangeleerde normen en waarden zijn vanzelfsprekend gedrag geworden.
Waarvan is dit de definitie?
A
identiteit
B
internalisatie
C
socialisatie
D
rolgedrag

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is integratie?
A
Volledig aanpassen
B
Uitwisseling van culturen
C
Niet aanpassen
D
De dominante cultuur volledig overnemen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is diversiteit?
A
Iedereen is gelijk
B
Verschil in hoe ik zelf ben
C
Verschillen tussen mensen
D
Eenzijdig

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is diversiteit op de werkvloer?
A
De verschillen die mensen in hun werk aanbrengen op basis van geslacht, leeftijd, ras, etniciteit of professionele achtergrond.
B
Iemand promoten op basis van zijn of haar overtuigingen.
C
Sommige mensen meer kans geven om zich uit te drukken over anderen.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Culturele diversiteit is.....
A
het aantal geloofsovertuigingen die er zijn
B
één soort cultuur
C
de verscheidenheid aan culturen die er bestaat in een land,
D
de hoeveelheid aan talen

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is seksuele diversiteit?
A
Op wie je valt
B
Experimenteren met je partner
C
Op verschillende plekken seks hebben
D
Dat de hoeveelheid sekspartners divers is

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met "openstaan voor diversiteit"?
A
zoeken naar verschillen tussen mensen
B
zichtbare en onzichtbare verschillen erkennen en respecteren
C
weten dat er mensen zin die anders zijn dan jou
D
zichtbare en onzichtbare verschillen herkennen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is etnische diversiteit?
A
Er zijn verschillende bevolkingsgroepen
B
Er is één heersende bevolkingsgroep
C
Er zijn weinig verschillen binnen bevolkingsgroepen
D
Er zijn veel verschillen binnen één bevolkingsgroep

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij "bedrijfscultuur"?
A
Dat er een directeur is
B
Elke vrijdag patat met alle personeelsleden
C
Zaterdag en zondag vrij
D
Het bedrijf zit in een mooi pand

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is bedrijfscultuur belangrijk?
A
Het kan de werknemers afleiden.
B
Het heeft geen invloed op werknemers.
C
Het is alleen belangrijk voor het management.
D
Het kan de motivatie van werknemers verbeteren en de productiviteit verhogen.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is segregatie?
A
Bevolkingsgroepen leven apart van elkaar
B
Bevolkingsgroepen doen moeilijk mee in de maatschappij
C
Bevolkingsgroepen leven dicht bij elkaar
D
Bevolkingsgroepen zijn werkloos

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Assimilatie is...
A
Je volledig aan de dominante cultuur aanpassen
B
Je deels aan de dominante cultuur aanpassen
C
Je helemaal niet aan de dominante cultuur aanpassen
D
Anderen over jouw cultuur leren

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Artikel 1 van de grondwet
A
hierin staan de belangrijkste rechten en plichten van de burgers precies omschreven
B
allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld
C
De wet regelt wie Nederlander is
D
Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het cijfer dat ik ga halen voor deze toets
010

Slide 42 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Dit wil ik nog even kwijt:

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies