fase 1 - periode 1 - les 5a

fase 1 - periode 1 - les 5a
Luisteren:
Samenhang en belangrijke informatie
Samenvatten en hoofdgedachte


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

fase 1 - periode 1 - les 5a
Luisteren:
Samenhang en belangrijke informatie
Samenvatten en hoofdgedachte


Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Nieuwsquiz (10 minuten)
  • Doel van de les 
  • Instructie (5 minuten)
  • Oefeningen lesson-up (10 minuten)
  • Aan het werk (25 minuten)

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Je weet hoe signaalwoorden de samenhang van een luisterfragment positief beïnvloeden

Je weet wat belangrijk is om een luisterfragment samen te vatten en de hoofdgedachte uit een luisterfragment te halen.

Slide 3 - Tekstslide

Samenhang en belangrijke informatie
Signaalwoorden zijn hierbij belangrijk. Voorbeelden hiervan zijn:
  • ten eerste, ten tweede, tot slot, enz. (volgorde)
  • maar, echter, hoewel, ondanks, enz. (tegenstelling)
  • bijvoorbeeld, stel je voor, denk aan, enz. (voorbeelden)
  • kortom, want, omdat, enz. (reden)
  • samenvattend, concluderend (conclusie)

Slide 4 - Tekstslide

Samenvatten en hoofdgedachte
Alle belangrijke informatie uit een tekst of luisterfragment neem je in eigen woorden op. Laat informatie die niet belangrijk is achterwege. Dus geen voorbeelden.

De hoofdgedachte is het kortst mogelijke antwoord op de vraag: Waar gaat de tekst precies over? Beschrijf de hoofdgedachte in één of enkele zinnen.

Slide 5 - Tekstslide

11

Slide 6 - Video

00:18
'Toch is het steeds weer hetzelfde liedje', zegt de presentator. Welk verband heeft het signaalwoord 'toch'?
A
Een overeenkomst
B
Een tegenstelling
C
Een toelichting
D
Een oorzaak-gevolg

Slide 7 - Quizvraag

01:17
Wat wordt er bedoeld met 'van alle tijden?'
A
Dat iets al heel lang gebeurt en blijft gebeuren.
B
Dat je ergens veel tijd voor hebt.
C
Dat iets vroeger gebeurde.

Slide 8 - Quizvraag

01:30
Door de club zelf
Door de burgemeester
Door de KNVB
Door de wijkagent
Door de rechter
Door de politie
Op welke 3 manieren kunnen supporters worden aangepakt?

Slide 9 - Sleepvraag

02:04
De voetbalclubs kunnen supporters een stadionverbod opleggen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

02:15
Burgemeesters mogen supporters een gebiedsverbod en meldingsplicht opleggen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

03:06
Welke maatregelen zorgen er in Engeland voor dat er minder misdragingen in de stadions zijn?

Slide 12 - Open vraag

03:31
Wat is het gevolg voor de clubs en supporters door de maatregelen in Engeland?

Slide 13 - Open vraag

05:36
Wat is het grote verschil tussen de voetbalwet in Engeland en in Nederland?
A
In Engeland mogen de supporters met een stadionverbod nog wel in de buurt van het stadion komen.
B
In Nederland kan de politiek geen regels bepalen voor de voetbalclubs.
C
In Engeland werken alle instanties beter samen om een stadionverbod te handhaven.
D
In Nederland mogen ze geen paspoort innemen van supporters die naar een buitenlandse wedstrijd willen.

Slide 14 - Quizvraag

06:15
Wat leidde in Engeland nog meer tot een strenge voetbalwet?
A
Dat de keeper van Arsenal geschopt werd door een supporter van Tottenham.
B
Dat er spreekkoren waren vanuit het publiek
C
Dat er stadionrampen zijn geweest in het verleden.

Slide 15 - Quizvraag

06:32
Wat zou jij een goede oplossing of goed idee vinden om de misdragingen in de voetbalstadions tegen te gaan?

Slide 16 - Open vraag

06:42
Wat is de hoofdgedachte van het filmpje die we net bekeken hebben?

Slide 17 - Open vraag

Opdrachten
  • 2F -> luisteren -> opbouwopdrachten -> samenvatten en hoofgedachte -> opdracht 1 en 2
  • 2F -> luisteren -> opbouwopdrachten -> samenhang -> opdracht 1 en 2
  • 2F -> luisteren -> opbouwopdrachten -> belangrijke informatie -> opdracht 1 en 2

Slide 18 - Tekstslide

Hoe ver ben je tot nu toe met je opdrachten voor deze periode?
Welke opdrachten?
Ik heb t/m les 2 af.
Ik heb t/m les 4 af.
Ik heb t/m les 5 af.
Ik heb alles tot dusver af.

Slide 19 - Poll