Grammar I modal verbs

Kaan
Noud
Thom
Zuzanna
Esma
Merve
Demi
Reva
Ceylin
Nikky
Esther
David
Milan
Thijmen
Mike
Jeppe
Rami
Luuk
Mees
Bade
Tuana
Marina
Ceylin
Cinar
Sven
Florian 
 Tolga
Nawaz
Yelkan
Teacher
Aras
Levi
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kaan
Noud
Thom
Zuzanna
Esma
Merve
Demi
Reva
Ceylin
Nikky
Esther
David
Milan
Thijmen
Mike
Jeppe
Rami
Luuk
Mees
Bade
Tuana
Marina
Ceylin
Cinar
Sven
Florian 
 Tolga
Nawaz
Yelkan
Teacher
Aras
Levi

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2nd term what to expect 
What
When
Mark
Reading test
Test- week January
3x
Assignment 
in February
1x
Chapter 2
February ?
2x

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today
  • CNN as warming up
  • Reading part C  
finish up
  • Stone 3 reporting a crime 
  • Slim Stampen A,B,C

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de les:
  • weet je wat modal verbs zijn.
  • weet je wanneer je deze moet gebruiken.
  • kun je zinnen maken met modal verbs.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modal verbs

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: modal verbs
must(n't)
moeten
verplicht/verbod
intern
(doesn't/don't)
have to
moeten
verplicht/verbod
extern
ought (not) to
zou moeten
advies
formeel
should (not)
zou moeten
advies
informeel

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modal verbs
Een modal verb is een hulpwerkwoord dat wordt gebruikt om de betekenis van het hoofdwerkwoord te veranderen.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wat een modal werkwoord is en geef voorbeelden.
Can & Be able to
1. Als je wilt zeggen dat iemand iets kan kun je can of be able to gebruiken.
2. Als je praat over vaardigheden dan gebruik je can, cannot en can't
3. Als je wilt zeggen dat iemand in staat is om iets te doen bijvoorbeeld naar een feestje gaan.
Zinnen met be able to zijn formeler dan can
4. als je wilt zeggen dat iemand iets kon gebruik je was / were able to + hele werkwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I ___ come to your party tonight.
A
can
B
am able to
C
is able to
D
are able to

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He ___ do that yesterday.
A
was not able to
B
were not able to
C
could not able to

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Must, have to, should, ought to
1. Should (not) + hele werkwoord als jij vindt dat iets (niet) zou moeten. Je geeft advies of raadt iets af.
2. must (not) + hele werkwoord als jij vindt dat iets (niet) moet. Krachtiger dan should.
3. has to / have to + hele werkwoord om zekerheid, noodzaak of verplichting uit te drukken. Iets moet van iemand anders
4. ought to + hele werkwoord om advies te geven, als iets moet, als iets gedaan zou moeten. Deze is erg formeel.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

You ___ do your homework.
A
must
B
have to
C
should

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

It's a hospital. You ... smoke.
A
must not
B
don't have to
C
should not

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I think you ___ do your homework.
A
should
B
have to

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use to correct modal verb to fill in the gap.
My mum               cook lunch.
They              pay for the groceries.

You             wear a coat. It's cold outside.
have to 
has to 
should

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use to correct modal verb to fill in the gap.
I don't have any money. We                to go to the bank today.
______________ I use your phone ?

He is so ill that he ______________ see a doctor immediately
could
must
has to 
should
have to 
can

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke modal verb gebruik je als je iets verplicht is?
A
Should
B
Have to
C
Can
D
Be allowed to

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which modal verb?
Je moet een gordel om in de auto.

A
should wear
B
have to wear
C
must wear
D
ought to wear

Slide 22 - Quizvraag

have to = obligation from outside
must = obligation from within (speaker)
Read Justin’s blog about the Glastonbury Festival. Drag and drop the modal verbs into the correct gaps.
am able
having to
should
may have mentioned
wil be able
I could

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

DIY
Do ex 51, 52 
p.115-116

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies