2HV les verbes en -re

Les verbes en -re
unité 4, apprendre 3 p. 37
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Les verbes en -re
unité 4, apprendre 3 p. 37

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan de werkwoorden op -re in de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd vervoegen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deel 1
De tegenwoordige tijd van de werkwoorden op -re.

Slide 3 - Tekstslide

vendre (présent)
je vends
tu vends
il vend
elle vend
on vend
nous vendons
vous vendez
ils vendent
elles vendent
verkopen (tegenwoordige tijd)
ik verkoop
jij verkoopt
hij verkoopt
zij verkoopt
wij verkopen, men verkoopt
wij verkopen
jullie verkopen, u verkoopt
zij verkopen (m)
zij verkopen (v)

Slide 4 - Tekstslide

FA
vendre
entendre
répondre
rendre
attendre
perdre
descendre
NE
verkopen
horen
antwoord geven
teruggeven
wachten op
verliezen
uitstappen, naar beneden gaan

Slide 5 - Tekstslide

Kies de juiste werkwoordsvorm
Tu ___ tomates?
A
vends
B
vend

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste werkwoordsvorm
Elle ___ sa patience.
A
perds
B
perd

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste werkwoordsvorm
Je ___ à la question de mon prof.
A
répond
B
réponds

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste werkwoordsvorm
Nous ___ la musique.
A
entendons
B
entendez

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van entendre.
___ rien. (zij hoort)

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van répondre.
___ mon portable. (ik verkoop)

Slide 11 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van perdre.
___ le match. (zij verliezen, m.)

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van descendre.
___ à la gare prochaine. (jij stapt uit)

Slide 13 - Open vraag

Deel 2
De voltooide tijd van de werkwoorden op -re.

Slide 14 - Tekstslide

De voltooide tijd
J'ai attendu le train. = Ik heb op de trein gewacht.
On a perdu le match. = Wij hebben de wedstrijd verloren.

Het voltooid deelwoord van de werkwoorden op -re eindigt
op -u
Let op: kijk goed of je het hulpwerkwoord avoir (hebben) of être (zijn) moet gebruiken.

Slide 15 - Tekstslide

Pedre
J'ai perdu
Tu as perdu
Il, elle, on a perdu
Nous avons perdu
Vous avez perdu
Ils, elles ont perdu
Verliezen 
Ik heb verloren
Jij hebt verloren
Hij/zij/men heeft verloren (wij)
Wij hebben verloren
Jullie hebben / u heeft verloren
Zij hebben verloren (m. / v.)

Slide 16 - Tekstslide

Descendre

Je suis descendu(e)
Tu es descendu(e)
Il, elle, on est descendu(e)
Nous sommes descendu(e)s
Vous êtes descendu(e)(s)
Ils, elles sont descendu(e)s
Uitstappen / naar beneden gaan
Ik heb verloren
Jij hebt verloren
Hij/zij/men heeft verloren (wij)
Wij hebben verloren
Jullie hebben / u heeft verloren
Zij hebben verloren (m. / v.)

Slide 17 - Tekstslide

Kies de juiste vertaling van de woorden tussen haakjes.
J'ai___ sur toi.
A
attendu
B
attends

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling van de woorden tussen haakjes.
Nous avons ___ quelque chose.
A
predons
B
perdu

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling van de woorden tussen haakjes.
Elle est ___ le train.
A
descend
B
descendu

Slide 20 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van répondre.
___ à ton mail. (zij hebben geantwoord, m.)

Slide 21 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van rendre.
___ son stylo. (hij heeft teruggegeven)

Slide 22 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van perdre.
___ mon sac. (ik heb verloren)

Slide 23 - Open vraag

Leerdoel
Ik kan de werkwoorden op -re in de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd vervoegen.

Des questions? 

Slide 24 - Tekstslide