schrijven van een beschouwing

De beschouwing
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

De beschouwing

Slide 1 - Tekstslide

Een beschouwing schrijven
Deze toets vindt plaats in TW 3

Slide 2 - Tekstslide

Na deze les hebben we herhaald:
-Wat een beschouwing is
-Wat het doel van een beschouwing is.
-Waarop je moet letten bij de vorm van de beschouwing.
-Waarop je moet letten bij de inhoud van de beschouwing.

Slide 3 - Tekstslide

Een beschouwing (inhoud)
Een tekst die je schrijft met als doel ervoor te zorgen dat de lezer zich een mening kan vormen.

DOEL: OPINIËREN

Slide 4 - Tekstslide

Beschouwing
Een beschouwing is bedoeld om te opiniëren: de auteur wil zijn lezers zelf over iets laten nadenken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen. Hij geeft bijvoorbeeld de voor- en nadelen van een verschijnsel, verschillende meningen van deskundigen en betrokkenen over een kwestie, de oorzaken en gevolgen van een probleem, verschillende oplossingen en de voor- en nadelen van die oplossingen. De hoofdgedachte van een beschouwing is dan ook vaak een formulering als ‘Hoewel de geleerden het erover eens zijn dat er iets moet gebeuren om de wereldbevolking van voedsel te voorzien, zijn de meningen verdeeld over wat dat dan precies moet zijn.’

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdvraag
(inhoud)
Een beschouwing heeft een hoofdonderwerp (bijvoorbeeld Zwarte Piet) en roept vragen op over dat onderwerp (de hoofdvraag en de deelvragen). 

Slide 6 - Tekstslide

Structuren beschouwing
  • Voor- en nadelenstructuur;
  • Verleden-heden-toekomststructuur;
  • De verklaringstructuur (oorzaak en gevolg);
  • De probleem-oplossingstructuur;

Slide 7 - Tekstslide

Voor- en nadelenstructuur
- Inleiding: vraag of stelling
- Middenstuk: voor- en nadelen
- Slot: afweging en conclusie

Slide 8 - Tekstslide

Verleden-heden-toekomst
- Inleiding: introductie onderwerp
- Middenstuk: situatie vroeger, situatie nu
- Slot: toekomstverwachting

Slide 9 - Tekstslide

Verklaringstructuur
- Inleiding: beschrijving verschijnsel
- Middenstuk: redenen, oorzaken en gevolgen
- Slot: beste verklaring, samenvatting

Slide 10 - Tekstslide

Probleem-oplossingstructuur
- Inleiding: probleem
- Middenstuk: oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen
- Slot: de beste oplossing

Slide 11 - Tekstslide

Beschouwing: de vorm
Titel/ondertitel
Inleiding
Kern
Slot 
Verbind de alinea's met elkaar door signaalzinnen en signaalwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Beschouwing  vorm- inleiding
Een grapje(anekdote)
Een actualiteit
Een voorbeeld
Verwijzing naar vroeger of toekomst

Slide 13 - Tekstslide

Beschouwing vorm- kern
Deze komt overeen met de tekststructuur die je kent van het betoog:
 argumenten en tegenargumenten bij een argumentatiestructuur.
Let op: het zijn meningen en argumenten van anderen. NIET van jou.

Slide 14 - Tekstslide

Verbindingswoorden en - zinnen (inhoud)
Gebruik signaalwoorden, signaalzinnen en voegwoorden om zinnen en alinea's met elkaar te verbinden.
NIET:  Ik eet. Ik heb honger.
WEL:  Ik eet, omdat ik honger heb.

Slide 15 - Tekstslide

Beschouwing vorm- het slot
In het slot vat je de hoofdargumenten beknopt samen in andere woorden. Je zet geen nieuwe informatie in je slot en er is een pakkende uitsmijter.

Slide 16 - Tekstslide

DENK AAN JE SPELLING EN ZINSBOUW!

Slide 17 - Tekstslide

Bouwplan
Inleiding: je schrijft een 'lekkere' inleiding, een appetizer, om ervoor te zorgen dat je lezer zin heeft om verder te lezen. Gebruik bijvoorbeeld een verhaaltje, een persoonlijke ervaring of een vergelijking. In de inleiding zet je ook je centrale vraag. Koppel je onderwerp aan een interessante, verrassende invalshoek.
Kern: kies een structuur die past bij je onderwerp, je hoofdvraag en je invalshoek. Natuurlijk kun je deze structuren ook combineren. Belangrijk is wel dat je gedachtegang niet alleen voor jou logisch is, maar zeker voor je lezer.
Slot: je sluit je beschouwing af. Het is niet de bedoeling dat je de het antwoord voor de lezer bepaalt; je herhaalt de vraag voor je lezer zodat deze er zelf nog eens op kan kauwen. Het is mooi als je slot een opvallende relatie heeft met de appetizer.




Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Oude bouwplannen beoordelen
Start maken met eigen bouwplan

Slide 19 - Tekstslide